Vervoeging van uitharden
Onbepaalde wijs (infinitief): uitharden
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hard uit
- jij hardt uit
- hij/zij/het hardt uit
- wij harden uit
- jullie harden uit
- zij harden uit
Onvoltooid verleden tijd
- ik hardde uit
- jij hardde uit
- hij/zij/het hardde uit
- wij hardden uit
- jullie hardden uit
- zij hardden uit
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgehard
- jij hebt uitgehard
- hij/zij/het heeft uitgehard
- wij hebben uitgehard
- jullie hebben uitgehard
- zij hebben uitgehard
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgehard
- jij had uitgehard
- hij/zij/het had uitgehard
- wij hadden uitgehard
- jullie hadden uitgehard
- zij hadden uitgehard
Toekomende tijd I
- ik zal uitharden
- jij zult uitharden
- hij/zij/het zal uitharden
- wij zullen uitharden
- jullie zullen uitharden
- zij zullen uitharden
Toekomende tijd II
- ik zal uitgehard hebben
- jij zult uitgehard hebben
- hij/zij/het zal uitgehard hebben
- wij zullen uitgehard hebben
- jullie zullen uitgehard hebben
- zij zullen uitgehard hebben
Conditionalis I
- ik zou uitharden
- jij zou uitharden
- hij/zij/het zou uitharden
- wij zouden uitharden
- jullie zouden uitharden
- zij zouden uitharden
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgehard
- jij zou hebben uitgehard
- hij/zij/het zou hebben uitgehard
- wij zouden hebben uitgehard
- jullie zouden hebben uitgehard
- zij zouden hebben uitgehard
Imperatief
- jij hard uit
- jullie hardt uit