Vervoeging van uitpikken
Onbepaalde wijs (infinitief): uitpikken
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pik uit
- jij pikt uit
- hij/zij/het pikt uit
- wij pikken uit
- jullie pikken uit
- zij pikken uit
Présent
- j'adopte
- tu adoptes
- il/elle adopte
- nous adoptons
- vous adoptez
- ils/elles adoptent
Onvoltooid verleden tijd
- ik pikte uit
- jij pikte uit
- hij/zij/het pikte uit
- wij pikten uit
- jullie pikten uit
- zij pikten uit
Indicatif imparfait
- j'adoptais
- tu adoptais
- il/elle adoptait
- nous adoptions
- vous adoptiez
- ils/elles adoptaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgepikt
- jij hebt uitgepikt
- hij/zij/het heeft uitgepikt
- wij hebben uitgepikt
- jullie hebben uitgepikt
- zij hebben uitgepikt
Indicatif passé composé
- j'ai adopté
- tu as adopté
- il/elle a adopté
- nous avons adopté
- vous avez adopté
- ils/elles ont adopté
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgepikt
- jij had uitgepikt
- hij/zij/het had uitgepikt
- wij hadden uitgepikt
- jullie hadden uitgepikt
- zij hadden uitgepikt
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais adopté
- tu avais adopté
- il/elle avait adopté
- nous avions adopté
- vous aviez adopté
- ils/elles avaient adopté
Toekomende tijd I
- ik zal uitpikken
- jij zult uitpikken
- hij/zij/het zal uitpikken
- wij zullen uitpikken
- jullie zullen uitpikken
- zij zullen uitpikken
Indicatif futur
- j'adopterai
- tu adopteras
- il/elle adoptera
- nous adopterons
- vous adopterez
- ils/elles adopteront
Toekomende tijd II
- ik zal uitgepikt hebben
- jij zult uitgepikt hebben
- hij/zij/het zal uitgepikt hebben
- wij zullen uitgepikt hebben
- jullie zullen uitgepikt hebben
- zij zullen uitgepikt hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai adopté
- tu auras adopté
- il/elle aura adopté
- nous aurons adopté
- vous aurez adopté
- ils/elles auront adopté
Conditionalis I
- ik zou uitpikken
- jij zou uitpikken
- hij/zij/het zou uitpikken
- wij zouden uitpikken
- jullie zouden uitpikken
- zij zouden uitpikken
Conditionnel présent
- j'adopterais
- tu adopterais
- il/elle adopterait
- nous adopterions
- vous adopteriez
- ils/elles adopteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgepikt
- jij zou hebben uitgepikt
- hij/zij/het zou hebben uitgepikt
- wij zouden hebben uitgepikt
- jullie zouden hebben uitgepikt
- zij zouden hebben uitgepikt
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais adopté
- tu aurais adopté
- il/elle aurait adopté
- nous aurions adopté
- vous auriez adopté
- ils/elles auraient adopté
Imperatief
- jij pik uit
- jullie pikt uit
Impératif
- tu adopte
- vous adoptez