Vervoeging van uitrollen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitrollen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rol uit
- jij rolt uit
- hij/zij/het rolt uit
- wij rollen uit
- jullie rollen uit
- zij rollen uit
Présent
- je développe
- tu développes
- il/elle développe
- nous développons
- vous développez
- ils/elles développent
Onvoltooid verleden tijd
- ik rolde uit
- jij rolde uit
- hij/zij/het rolde uit
- wij rolden uit
- jullie rolden uit
- zij rolden uit
Indicatif imparfait
- je développais
- tu développais
- il/elle développait
- nous développions
- vous développiez
- ils/elles développaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgerold
- jij hebt uitgerold
- hij/zij/het heeft uitgerold
- wij hebben uitgerold
- jullie hebben uitgerold
- zij hebben uitgerold
Indicatif passé composé
- j'ai développé
- tu as développé
- il/elle a développé
- nous avons développé
- vous avez développé
- ils/elles ont développé
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgerold
- jij had uitgerold
- hij/zij/het had uitgerold
- wij hadden uitgerold
- jullie hadden uitgerold
- zij hadden uitgerold
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais développé
- tu avais développé
- il/elle avait développé
- nous avions développé
- vous aviez développé
- ils/elles avaient développé
Toekomende tijd I
- ik zal uitrollen
- jij zult uitrollen
- hij/zij/het zal uitrollen
- wij zullen uitrollen
- jullie zullen uitrollen
- zij zullen uitrollen
Indicatif futur
- je développerai
- tu développeras
- il/elle développera
- nous développerons
- vous développerez
- ils/elles développeront
Toekomende tijd II
- ik zal uitgerold hebben
- jij zult uitgerold hebben
- hij/zij/het zal uitgerold hebben
- wij zullen uitgerold hebben
- jullie zullen uitgerold hebben
- zij zullen uitgerold hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai développé
- tu auras développé
- il/elle aura développé
- nous aurons développé
- vous aurez développé
- ils/elles auront développé
Conditionalis I
- ik zou uitrollen
- jij zou uitrollen
- hij/zij/het zou uitrollen
- wij zouden uitrollen
- jullie zouden uitrollen
- zij zouden uitrollen
Conditionnel présent
- je développerais
- tu développerais
- il/elle développerait
- nous développerions
- vous développeriez
- ils/elles développeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgerold
- jij zou hebben uitgerold
- hij/zij/het zou hebben uitgerold
- wij zouden hebben uitgerold
- jullie zouden hebben uitgerold
- zij zouden hebben uitgerold
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais développé
- tu aurais développé
- il/elle aurait développé
- nous aurions développé
- vous auriez développé
- ils/elles auraient développé
Imperatief
- jij rol uit
- jullie rolt uit
Impératif
- tu développe
- vous développez