Vervoeging van uitvissen
Onbepaalde wijs (infinitief): uitvissen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vis uit
- jij vist uit
- hij/zij/het vist uit
- wij vissen uit
- jullie vissen uit
- zij vissen uit
Présent
- j'examine
- tu examines
- il/elle examine
- nous examinons
- vous examinez
- ils/elles examinent
Onvoltooid verleden tijd
- ik viste uit
- jij viste uit
- hij/zij/het viste uit
- wij visten uit
- jullie visten uit
- zij visten uit
Indicatif imparfait
- j'examinais
- tu examinais
- il/elle examinait
- nous examinions
- vous examiniez
- ils/elles examinaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitgevist
- jij hebt uitgevist
- hij/zij/het heeft uitgevist
- wij hebben uitgevist
- jullie hebben uitgevist
- zij hebben uitgevist
Indicatif passé composé
- j'ai examiné
- tu as examiné
- il/elle a examiné
- nous avons examiné
- vous avez examiné
- ils/elles ont examiné
Voltooid verleden tijd
- ik had uitgevist
- jij had uitgevist
- hij/zij/het had uitgevist
- wij hadden uitgevist
- jullie hadden uitgevist
- zij hadden uitgevist
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais examiné
- tu avais examiné
- il/elle avait examiné
- nous avions examiné
- vous aviez examiné
- ils/elles avaient examiné
Toekomende tijd I
- ik zal uitvissen
- jij zult uitvissen
- hij/zij/het zal uitvissen
- wij zullen uitvissen
- jullie zullen uitvissen
- zij zullen uitvissen
Indicatif futur
- j'examinerai
- tu examineras
- il/elle examinera
- nous examinerons
- vous examinerez
- ils/elles examineront
Toekomende tijd II
- ik zal uitgevist hebben
- jij zult uitgevist hebben
- hij/zij/het zal uitgevist hebben
- wij zullen uitgevist hebben
- jullie zullen uitgevist hebben
- zij zullen uitgevist hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai examiné
- tu auras examiné
- il/elle aura examiné
- nous aurons examiné
- vous aurez examiné
- ils/elles auront examiné
Conditionalis I
- ik zou uitvissen
- jij zou uitvissen
- hij/zij/het zou uitvissen
- wij zouden uitvissen
- jullie zouden uitvissen
- zij zouden uitvissen
Conditionnel présent
- j'examinerais
- tu examinerais
- il/elle examinerait
- nous examinerions
- vous examineriez
- ils/elles examineraient
Conditionalis II
- ik zou hebben uitgevist
- jij zou hebben uitgevist
- hij/zij/het zou hebben uitgevist
- wij zouden hebben uitgevist
- jullie zouden hebben uitgevist
- zij zouden hebben uitgevist
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais examiné
- tu aurais examiné
- il/elle aurait examiné
- nous aurions examiné
- vous auriez examiné
- ils/elles auraient examiné
Imperatief
- jij vis uit
- jullie vist uit
Impératif
- tu examine
- vous examinez