Vervoeging van veredelen
Onbepaalde wijs (infinitief): veredelen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik veredel
- jij veredelt
- hij/zij/het veredelt
- wij veredelen
- jullie veredelen
- zij veredelen
Présent
- j'améliore
- tu améliores
- il/elle améliore
- nous améliorons
- vous améliorez
- ils/elles améliorent
Onvoltooid verleden tijd
- ik veredelde
- jij veredelde
- hij/zij/het veredelde
- wij veredelden
- jullie veredelden
- zij veredelden
Indicatif imparfait
- j'améliorais
- tu améliorais
- il/elle améliorait
- nous améliorions
- vous amélioriez
- ils/elles amélioraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb veredeld
- jij hebt veredeld
- hij/zij/het heeft veredeld
- wij hebben veredeld
- jullie hebben veredeld
- zij hebben veredeld
Indicatif passé composé
- j'ai amélioré
- tu as amélioré
- il/elle a amélioré
- nous avons amélioré
- vous avez amélioré
- ils/elles ont amélioré
Voltooid verleden tijd
- ik had veredeld
- jij had veredeld
- hij/zij/het had veredeld
- wij hadden veredeld
- jullie hadden veredeld
- zij hadden veredeld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais amélioré
- tu avais amélioré
- il/elle avait amélioré
- nous avions amélioré
- vous aviez amélioré
- ils/elles avaient amélioré
Toekomende tijd I
- ik zal veredelen
- jij zult veredelen
- hij/zij/het zal veredelen
- wij zullen veredelen
- jullie zullen veredelen
- zij zullen veredelen
Indicatif futur
- j'améliorerai
- tu amélioreras
- il/elle améliorera
- nous améliorerons
- vous améliorerez
- ils/elles amélioreront
Toekomende tijd II
- ik zal veredeld hebben
- jij zult veredeld hebben
- hij/zij/het zal veredeld hebben
- wij zullen veredeld hebben
- jullie zullen veredeld hebben
- zij zullen veredeld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai amélioré
- tu auras amélioré
- il/elle aura amélioré
- nous aurons amélioré
- vous aurez amélioré
- ils/elles auront amélioré
Conditionalis I
- ik zou veredelen
- jij zou veredelen
- hij/zij/het zou veredelen
- wij zouden veredelen
- jullie zouden veredelen
- zij zouden veredelen
Conditionnel présent
- j'améliorerais
- tu améliorerais
- il/elle améliorerait
- nous améliorerions
- vous amélioreriez
- ils/elles amélioreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben veredeld
- jij zou hebben veredeld
- hij/zij/het zou hebben veredeld
- wij zouden hebben veredeld
- jullie zouden hebben veredeld
- zij zouden hebben veredeld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais amélioré
- tu aurais amélioré
- il/elle aurait amélioré
- nous aurions amélioré
- vous auriez amélioré
- ils/elles auraient amélioré
Imperatief
- jij veredel
- jullie veredelt
Impératif
- tu améliore
- vous améliorez