Vervoeging van vergelen

Vertaling: jaunir

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vergeelt
  • zij vergelen

Présent

  • il/elle jaunit
  • ils/elles jaunissent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vergeelde
  • zij vergeelden

Indicatif imparfait

  • il/elle jaunissait
  • ils/elles jaunissaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft vergeeld
  • zij hebben vergeeld

Indicatif passé composé

  • il/elle a jauni
  • ils/elles ont jauni

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had vergeeld
  • zij hadden vergeeld

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait jauni
  • ils/elles avaient jauni

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal vergelen
  • zij zult vergelen

Indicatif futur

  • il/elle jaunira
  • ils/elles jauniront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal vergeeld hebben
  • zij zult vergeeld hebben

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura jauni
  • ils/elles auront jauni

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal vergelen
  • zij zullen vergelen

Conditionnel présent

  • il/elle jaunirait
  • ils/elles jauniraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben vergeeld
  • zij zullen hebben vergeeld

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait jauni
  • ils/elles auraient jauni