Vervoeging van vergeten

Vertaling: oublier

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergeet
  • jij vergeet
  • hij/zij/het vergeet
  • wij vergeten
  • jullie vergeten
  • zij vergeten

Présent

  • j'oublie
  • tu oublies
  • il/elle oublie
  • nous oublions
  • vous oubliez
  • ils/elles oublient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergat
  • jij vergat
  • hij/zij/het vergat
  • wij vergaten
  • jullie vergaten
  • zij vergaten

Indicatif imparfait

  • j'oubliais
  • tu oubliais
  • il/elle oubliait
  • nous oubliions
  • vous oubliiez
  • ils/elles oubliaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vergeten
  • jij hebt vergeten
  • hij/zij/het heeft vergeten
  • wij hebben vergeten
  • jullie hebben vergeten
  • zij hebben vergeten

Indicatif passé composé

  • j'ai oublié
  • tu as oublié
  • il/elle a oublié
  • nous avons oublié
  • vous avez oublié
  • ils/elles ont oublié

Voltooid verleden tijd

  • ik had vergeten
  • jij had vergeten
  • hij/zij/het had vergeten
  • wij hadden vergeten
  • jullie hadden vergeten
  • zij hadden vergeten

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais oublié
  • tu avais oublié
  • il/elle avait oublié
  • nous avions oublié
  • vous aviez oublié
  • ils/elles avaient oublié

Toekomende tijd I

  • ik zal vergeten
  • jij zult vergeten
  • hij/zij/het zal vergeten
  • wij zullen vergeten
  • jullie zullen vergeten
  • zij zullen vergeten

Indicatif futur

  • j'oublierai
  • tu oublieras
  • il/elle oubliera
  • nous oublierons
  • vous oublierez
  • ils/elles oublieront

Toekomende tijd II

  • ik zal vergeten hebben
  • jij zult vergeten hebben
  • hij/zij/het zal vergeten hebben
  • wij zullen vergeten hebben
  • jullie zullen vergeten hebben
  • zij zullen vergeten hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai oublié
  • tu auras oublié
  • il/elle aura oublié
  • nous aurons oublié
  • vous aurez oublié
  • ils/elles auront oublié

Conditionalis I

  • ik zou vergeten
  • jij zou vergeten
  • hij/zij/het zou vergeten
  • wij zouden vergeten
  • jullie zouden vergeten
  • zij zouden vergeten

Conditionnel présent

  • j'oublierais
  • tu oublierais
  • il/elle oublierait
  • nous oublierions
  • vous oublieriez
  • ils/elles oublieraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben vergeten
  • jij zou hebben vergeten
  • hij/zij/het zou hebben vergeten
  • wij zouden hebben vergeten
  • jullie zouden hebben vergeten
  • zij zouden hebben vergeten

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais oublié
  • tu aurais oublié
  • il/elle aurait oublié
  • nous aurions oublié
  • vous auriez oublié
  • ils/elles auraient oublié

Imperatief

  • jij vergeet
  • jullie vergeet

Impératif

  • tu oublie
  • vous oubliez