Vervoeging van verlaten
Onbepaalde wijs (infinitief): verlaten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlaat
- jij verlaat
- hij/zij/het verlaat
- wij verlaten
- jullie verlaten
- zij verlaten
Présent
- je délaisse
- tu délaisses
- il/elle délaisse
- nous délaissons
- vous délaissez
- ils/elles délaissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlaatte
- jij verlaatte
- hij/zij/het verlaatte
- wij verlaatten
- jullie verlaatten
- zij verlaatten
Indicatif imparfait
- je délaissais
- tu délaissais
- il/elle délaissait
- nous délaissions
- vous délaissiez
- ils/elles délaissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verlaat
- jij hebt verlaat
- hij/zij/het heeft verlaat
- wij hebben verlaat
- jullie hebben verlaat
- zij hebben verlaat
Indicatif passé composé
- j'ai délaissé
- tu as délaissé
- il/elle a délaissé
- nous avons délaissé
- vous avez délaissé
- ils/elles ont délaissé
Voltooid verleden tijd
- ik had verlaat
- jij had verlaat
- hij/zij/het had verlaat
- wij hadden verlaat
- jullie hadden verlaat
- zij hadden verlaat
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais délaissé
- tu avais délaissé
- il/elle avait délaissé
- nous avions délaissé
- vous aviez délaissé
- ils/elles avaient délaissé
Toekomende tijd I
- ik zal verlaten
- jij zult verlaten
- hij/zij/het zal verlaten
- wij zullen verlaten
- jullie zullen verlaten
- zij zullen verlaten
Indicatif futur
- je délaisserai
- tu délaisseras
- il/elle délaissera
- nous délaisserons
- vous délaisserez
- ils/elles délaisseront
Toekomende tijd II
- ik zal verlaat hebben
- jij zult verlaat hebben
- hij/zij/het zal verlaat hebben
- wij zullen verlaat hebben
- jullie zullen verlaat hebben
- zij zullen verlaat hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai délaissé
- tu auras délaissé
- il/elle aura délaissé
- nous aurons délaissé
- vous aurez délaissé
- ils/elles auront délaissé
Conditionalis I
- ik zou verlaten
- jij zou verlaten
- hij/zij/het zou verlaten
- wij zouden verlaten
- jullie zouden verlaten
- zij zouden verlaten
Conditionnel présent
- je délaisserais
- tu délaisserais
- il/elle délaisserait
- nous délaisserions
- vous délaisseriez
- ils/elles délaisseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben verlaat
- jij zou hebben verlaat
- hij/zij/het zou hebben verlaat
- wij zouden hebben verlaat
- jullie zouden hebben verlaat
- zij zouden hebben verlaat
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais délaissé
- tu aurais délaissé
- il/elle aurait délaissé
- nous aurions délaissé
- vous auriez délaissé
- ils/elles auraient délaissé
Imperatief
- jij verlaat
- jullie verlaat
Impératif
- tu délaisse
- vous délaissez