Vervoeging van verliezen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verlies
  • jij verliest
  • hij/zij/het verliest
  • wij verliezen
  • jullie verliezen
  • zij verliezen

Présent

  • je captive
  • tu captives
  • il/elle captive
  • nous captivons
  • vous captivez
  • ils/elles captivent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verloor
  • jij verloor
  • hij/zij/het verloor
  • wij verloren
  • jullie verloren
  • zij verloren

Indicatif imparfait

  • je captivais
  • tu captivais
  • il/elle captivait
  • nous captivions
  • vous captiviez
  • ils/elles captivaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verloren
  • jij hebt verloren
  • hij/zij/het heeft verloren
  • wij hebben verloren
  • jullie hebben verloren
  • zij hebben verloren

Indicatif passé composé

  • j'ai captivé
  • tu as captivé
  • il/elle a captivé
  • nous avons captivé
  • vous avez captivé
  • ils/elles ont captivé

Voltooid verleden tijd

  • ik had verloren
  • jij had verloren
  • hij/zij/het had verloren
  • wij hadden verloren
  • jullie hadden verloren
  • zij hadden verloren

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais captivé
  • tu avais captivé
  • il/elle avait captivé
  • nous avions captivé
  • vous aviez captivé
  • ils/elles avaient captivé

Toekomende tijd I

  • ik zal verliezen
  • jij zult verliezen
  • hij/zij/het zal verliezen
  • wij zullen verliezen
  • jullie zullen verliezen
  • zij zullen verliezen

Indicatif futur

  • je captiverai
  • tu captiveras
  • il/elle captivera
  • nous captiverons
  • vous captiverez
  • ils/elles captiveront

Toekomende tijd II

  • ik zal verloren hebben
  • jij zult verloren hebben
  • hij/zij/het zal verloren hebben
  • wij zullen verloren hebben
  • jullie zullen verloren hebben
  • zij zullen verloren hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai captivé
  • tu auras captivé
  • il/elle aura captivé
  • nous aurons captivé
  • vous aurez captivé
  • ils/elles auront captivé

Conditionalis I

  • ik zou verliezen
  • jij zou verliezen
  • hij/zij/het zou verliezen
  • wij zouden verliezen
  • jullie zouden verliezen
  • zij zouden verliezen

Conditionnel présent

  • je captiverais
  • tu captiverais
  • il/elle captiverait
  • nous captiverions
  • vous captiveriez
  • ils/elles captiveraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben verloren
  • jij zou hebben verloren
  • hij/zij/het zou hebben verloren
  • wij zouden hebben verloren
  • jullie zouden hebben verloren
  • zij zouden hebben verloren

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais captivé
  • tu aurais captivé
  • il/elle aurait captivé
  • nous aurions captivé
  • vous auriez captivé
  • ils/elles auraient captivé

Imperatief

  • jij verlies
  • jullie verliest

Impératif

  • tu captive
  • vous captivez

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van verliezen