Vervoeging van verschonen

Onbepaalde wijs (infinitief): verschonen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verschoon
  • jij verschoont
  • hij/zij/het verschoont
  • wij verschonen
  • jullie verschonen
  • zij verschonen

Présent

  • j'excuse
  • tu excuses
  • il/elle excuse
  • nous excusons
  • vous excusez
  • ils/elles excusent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verschoonde
  • jij verschoonde
  • hij/zij/het verschoonde
  • wij verschoonden
  • jullie verschoonden
  • zij verschoonden

Indicatif imparfait

  • j'excusais
  • tu excusais
  • il/elle excusait
  • nous excusions
  • vous excusiez
  • ils/elles excusaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verschoond
  • jij hebt verschoond
  • hij/zij/het heeft verschoond
  • wij hebben verschoond
  • jullie hebben verschoond
  • zij hebben verschoond

Indicatif passé composé

  • j'ai excusé
  • tu as excusé
  • il/elle a excusé
  • nous avons excusé
  • vous avez excusé
  • ils/elles ont excusé

Voltooid verleden tijd

  • ik had verschoond
  • jij had verschoond
  • hij/zij/het had verschoond
  • wij hadden verschoond
  • jullie hadden verschoond
  • zij hadden verschoond

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais excusé
  • tu avais excusé
  • il/elle avait excusé
  • nous avions excusé
  • vous aviez excusé
  • ils/elles avaient excusé

Toekomende tijd I

  • ik zal verschonen
  • jij zult verschonen
  • hij/zij/het zal verschonen
  • wij zullen verschonen
  • jullie zullen verschonen
  • zij zullen verschonen

Indicatif futur

  • j'excuserai
  • tu excuseras
  • il/elle excusera
  • nous excuserons
  • vous excuserez
  • ils/elles excuseront

Toekomende tijd II

  • ik zal verschoond hebben
  • jij zult verschoond hebben
  • hij/zij/het zal verschoond hebben
  • wij zullen verschoond hebben
  • jullie zullen verschoond hebben
  • zij zullen verschoond hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai excusé
  • tu auras excusé
  • il/elle aura excusé
  • nous aurons excusé
  • vous aurez excusé
  • ils/elles auront excusé

Conditionalis I

  • ik zou verschonen
  • jij zou verschonen
  • hij/zij/het zou verschonen
  • wij zouden verschonen
  • jullie zouden verschonen
  • zij zouden verschonen

Conditionnel présent

  • j'excuserais
  • tu excuserais
  • il/elle excuserait
  • nous excuserions
  • vous excuseriez
  • ils/elles excuseraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben verschoond
  • jij zou hebben verschoond
  • hij/zij/het zou hebben verschoond
  • wij zouden hebben verschoond
  • jullie zouden hebben verschoond
  • zij zouden hebben verschoond

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais excusé
  • tu aurais excusé
  • il/elle aurait excusé
  • nous aurions excusé
  • vous auriez excusé
  • ils/elles auraient excusé

Imperatief

  • jij verschoon
  • jullie verschoont

Impératif

  • tu excuse
  • vous excusez

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van verschonen