Vervoeging van verslechteren
Onbepaalde wijs (infinitief): verslechteren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verslechter
- jij verslechtert
- hij/zij/het verslechtert
- wij verslechteren
- jullie verslechteren
- zij verslechteren
Présent
- j'aggrave
- tu aggraves
- il/elle aggrave
- nous aggravons
- vous aggravez
- ils/elles aggravent
Onvoltooid verleden tijd
- ik verslechterde
- jij verslechterde
- hij/zij/het verslechterde
- wij verslechterden
- jullie verslechterden
- zij verslechterden
Indicatif imparfait
- j'aggravais
- tu aggravais
- il/elle aggravait
- nous aggravions
- vous aggraviez
- ils/elles aggravaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verslechterd
- jij hebt verslechterd
- hij/zij/het heeft verslechterd
- wij hebben verslechterd
- jullie hebben verslechterd
- zij hebben verslechterd
Indicatif passé composé
- j'ai aggravé
- tu as aggravé
- il/elle a aggravé
- nous avons aggravé
- vous avez aggravé
- ils/elles ont aggravé
Voltooid verleden tijd
- ik had verslechterd
- jij had verslechterd
- hij/zij/het had verslechterd
- wij hadden verslechterd
- jullie hadden verslechterd
- zij hadden verslechterd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais aggravé
- tu avais aggravé
- il/elle avait aggravé
- nous avions aggravé
- vous aviez aggravé
- ils/elles avaient aggravé
Toekomende tijd I
- ik zal verslechteren
- jij zult verslechteren
- hij/zij/het zal verslechteren
- wij zullen verslechteren
- jullie zullen verslechteren
- zij zullen verslechteren
Indicatif futur
- j'aggraverai
- tu aggraveras
- il/elle aggravera
- nous aggraverons
- vous aggraverez
- ils/elles aggraveront
Toekomende tijd II
- ik zal verslechterd hebben
- jij zult verslechterd hebben
- hij/zij/het zal verslechterd hebben
- wij zullen verslechterd hebben
- jullie zullen verslechterd hebben
- zij zullen verslechterd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai aggravé
- tu auras aggravé
- il/elle aura aggravé
- nous aurons aggravé
- vous aurez aggravé
- ils/elles auront aggravé
Conditionalis I
- ik zou verslechteren
- jij zou verslechteren
- hij/zij/het zou verslechteren
- wij zouden verslechteren
- jullie zouden verslechteren
- zij zouden verslechteren
Conditionnel présent
- j'aggraverais
- tu aggraverais
- il/elle aggraverait
- nous aggraverions
- vous aggraveriez
- ils/elles aggraveraient
Conditionalis II
- ik zou hebben verslechterd
- jij zou hebben verslechterd
- hij/zij/het zou hebben verslechterd
- wij zouden hebben verslechterd
- jullie zouden hebben verslechterd
- zij zouden hebben verslechterd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais aggravé
- tu aurais aggravé
- il/elle aurait aggravé
- nous aurions aggravé
- vous auriez aggravé
- ils/elles auraient aggravé
Imperatief
- jij verslechter
- jullie verslechtert
Impératif
- tu aggrave
- vous aggravez