Vervoeging van verwittigen

Onbepaalde wijs (infinitief): verwittigen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verwittig
  • jij verwittigt
  • hij/zij/het verwittigt
  • wij verwittigen
  • jullie verwittigen
  • zij verwittigen

Présent

  • j'informe
  • tu informes
  • il/elle informe
  • nous informons
  • vous informez
  • ils/elles informent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwittigde
  • jij verwittigde
  • hij/zij/het verwittigde
  • wij verwittigden
  • jullie verwittigden
  • zij verwittigden

Indicatif imparfait

  • j'informais
  • tu informais
  • il/elle informait
  • nous informions
  • vous informiez
  • ils/elles informaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verwittigd
  • jij hebt verwittigd
  • hij/zij/het heeft verwittigd
  • wij hebben verwittigd
  • jullie hebben verwittigd
  • zij hebben verwittigd

Indicatif passé composé

  • j'ai informé
  • tu as informé
  • il/elle a informé
  • nous avons informé
  • vous avez informé
  • ils/elles ont informé

Voltooid verleden tijd

  • ik had verwittigd
  • jij had verwittigd
  • hij/zij/het had verwittigd
  • wij hadden verwittigd
  • jullie hadden verwittigd
  • zij hadden verwittigd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais informé
  • tu avais informé
  • il/elle avait informé
  • nous avions informé
  • vous aviez informé
  • ils/elles avaient informé

Toekomende tijd I

  • ik zal verwittigen
  • jij zult verwittigen
  • hij/zij/het zal verwittigen
  • wij zullen verwittigen
  • jullie zullen verwittigen
  • zij zullen verwittigen

Indicatif futur

  • j'informerai
  • tu informeras
  • il/elle informera
  • nous informerons
  • vous informerez
  • ils/elles informeront

Toekomende tijd II

  • ik zal verwittigd hebben
  • jij zult verwittigd hebben
  • hij/zij/het zal verwittigd hebben
  • wij zullen verwittigd hebben
  • jullie zullen verwittigd hebben
  • zij zullen verwittigd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai informé
  • tu auras informé
  • il/elle aura informé
  • nous aurons informé
  • vous aurez informé
  • ils/elles auront informé

Conditionalis I

  • ik zou verwittigen
  • jij zou verwittigen
  • hij/zij/het zou verwittigen
  • wij zouden verwittigen
  • jullie zouden verwittigen
  • zij zouden verwittigen

Conditionnel présent

  • j'informerais
  • tu informerais
  • il/elle informerait
  • nous informerions
  • vous informeriez
  • ils/elles informeraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben verwittigd
  • jij zou hebben verwittigd
  • hij/zij/het zou hebben verwittigd
  • wij zouden hebben verwittigd
  • jullie zouden hebben verwittigd
  • zij zouden hebben verwittigd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais informé
  • tu aurais informé
  • il/elle aurait informé
  • nous aurions informé
  • vous auriez informé
  • ils/elles auraient informé

Imperatief

  • jij verwittig
  • jullie verwittigt

Impératif

  • tu informe
  • vous informez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verwittigen