Vervoeging van vijlen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vijl
- jij vijlt
- hij/zij/het vijlt
- wij vijlen
- jullie vijlen
- zij vijlen
Présent
- je lime
- tu limes
- il/elle lime
- nous limons
- vous limez
- ils/elles liment
Onvoltooid verleden tijd
- ik vijlde
- jij vijlde
- hij/zij/het vijlde
- wij vijlden
- jullie vijlden
- zij vijlden
Indicatif imparfait
- je limais
- tu limais
- il/elle limait
- nous limions
- vous limiez
- ils/elles limaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevijld
- jij hebt gevijld
- hij/zij/het heeft gevijld
- wij hebben gevijld
- jullie hebben gevijld
- zij hebben gevijld
Indicatif passé composé
- j'ai limé
- tu as limé
- il/elle a limé
- nous avons limé
- vous avez limé
- ils/elles ont limé
Voltooid verleden tijd
- ik had gevijld
- jij had gevijld
- hij/zij/het had gevijld
- wij hadden gevijld
- jullie hadden gevijld
- zij hadden gevijld
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais limé
- tu avais limé
- il/elle avait limé
- nous avions limé
- vous aviez limé
- ils/elles avaient limé
Toekomende tijd I
- ik zal vijlen
- jij zult vijlen
- hij/zij/het zal vijlen
- wij zullen vijlen
- jullie zullen vijlen
- zij zullen vijlen
Indicatif futur
- je limerai
- tu limeras
- il/elle limera
- nous limerons
- vous limerez
- ils/elles limeront
Toekomende tijd II
- ik zal gevijld hebben
- jij zult gevijld hebben
- hij/zij/het zal gevijld hebben
- wij zullen gevijld hebben
- jullie zullen gevijld hebben
- zij zullen gevijld hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai limé
- tu auras limé
- il/elle aura limé
- nous aurons limé
- vous aurez limé
- ils/elles auront limé
Conditionalis I
- ik zou vijlen
- jij zou vijlen
- hij/zij/het zou vijlen
- wij zouden vijlen
- jullie zouden vijlen
- zij zouden vijlen
Conditionnel présent
- je limerais
- tu limerais
- il/elle limerait
- nous limerions
- vous limeriez
- ils/elles limeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gevijld
- jij zou hebben gevijld
- hij/zij/het zou hebben gevijld
- wij zouden hebben gevijld
- jullie zouden hebben gevijld
- zij zouden hebben gevijld
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais limé
- tu aurais limé
- il/elle aurait limé
- nous aurions limé
- vous auriez limé
- ils/elles auraient limé
Imperatief
- jij vijl
- jullie vijlt
Impératif
- tu lime
- vous limez