Vervoeging van vlieten

Vertaling: couler

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het vliet
  • zij vlieten

Présent

  • il/elle coule
  • ils/elles coulent

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het vloot
  • zij vloten

Indicatif imparfait

  • il/elle coulait
  • ils/elles coulaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is gevloten
  • zij zijn gevloten

Indicatif passé composé

  • il/elle a coulé
  • ils/elles ont coulé

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was gevloten
  • zij waren gevloten

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait coulé
  • ils/elles avaient coulé

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal vlieten
  • zij zult vlieten

Indicatif futur

  • il/elle coulera
  • ils/elles couleront

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gevloten zijn
  • zij zult gevloten zijn

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura coulé
  • ils/elles auront coulé

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal vlieten
  • zij zullen vlieten

Conditionnel présent

  • il/elle coulerait
  • ils/elles couleraient

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn gevloten
  • zij zullen zijn gevloten

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait coulé
  • ils/elles auraient coulé