Vervoeging van voordragen
Onbepaalde wijs (infinitief): voordragen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik draag voor
- jij draagt voor
- hij/zij/het draagt voor
- wij dragen voor
- jullie dragen voor
- zij dragen voor
Présent
- je propose
- tu proposes
- il/elle propose
- nous proposons
- vous proposez
- ils/elles proposent
Onvoltooid verleden tijd
- ik droeg voor
- jij droeg voor
- hij/zij/het droeg voor
- wij droegen voor
- jullie droegen voor
- zij droegen voor
Indicatif imparfait
- je proposais
- tu proposais
- il/elle proposait
- nous proposions
- vous proposiez
- ils/elles proposaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb voorgedragen
- jij hebt voorgedragen
- hij/zij/het heeft voorgedragen
- wij hebben voorgedragen
- jullie hebben voorgedragen
- zij hebben voorgedragen
Indicatif passé composé
- j'ai proposé
- tu as proposé
- il/elle a proposé
- nous avons proposé
- vous avez proposé
- ils/elles ont proposé
Voltooid verleden tijd
- ik had voorgedragen
- jij had voorgedragen
- hij/zij/het had voorgedragen
- wij hadden voorgedragen
- jullie hadden voorgedragen
- zij hadden voorgedragen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais proposé
- tu avais proposé
- il/elle avait proposé
- nous avions proposé
- vous aviez proposé
- ils/elles avaient proposé
Toekomende tijd I
- ik zal voordragen
- jij zult voordragen
- hij/zij/het zal voordragen
- wij zullen voordragen
- jullie zullen voordragen
- zij zullen voordragen
Indicatif futur
- je proposerai
- tu proposeras
- il/elle proposera
- nous proposerons
- vous proposerez
- ils/elles proposeront
Toekomende tijd II
- ik zal voorgedragen hebben
- jij zult voorgedragen hebben
- hij/zij/het zal voorgedragen hebben
- wij zullen voorgedragen hebben
- jullie zullen voorgedragen hebben
- zij zullen voorgedragen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai proposé
- tu auras proposé
- il/elle aura proposé
- nous aurons proposé
- vous aurez proposé
- ils/elles auront proposé
Conditionalis I
- ik zou voordragen
- jij zou voordragen
- hij/zij/het zou voordragen
- wij zouden voordragen
- jullie zouden voordragen
- zij zouden voordragen
Conditionnel présent
- je proposerais
- tu proposerais
- il/elle proposerait
- nous proposerions
- vous proposeriez
- ils/elles proposeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben voorgedragen
- jij zou hebben voorgedragen
- hij/zij/het zou hebben voorgedragen
- wij zouden hebben voorgedragen
- jullie zouden hebben voorgedragen
- zij zouden hebben voorgedragen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais proposé
- tu aurais proposé
- il/elle aurait proposé
- nous aurions proposé
- vous auriez proposé
- ils/elles auraient proposé
Imperatief
- jij draag voor
- jullie draagt voor
Impératif
- tu propose
- vous proposez