Vervoeging van vormen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vorm
- jij vormt
- hij/zij/het vormt
- wij vormen
- jullie vormen
- zij vormen
Présent
- je confirme
- tu confirmes
- il/elle confirme
- nous confirmons
- vous confirmez
- ils/elles confirment
Onvoltooid verleden tijd
- ik vormde
- jij vormde
- hij/zij/het vormde
- wij vormden
- jullie vormden
- zij vormden
Indicatif imparfait
- je confirmais
- tu confirmais
- il/elle confirmait
- nous confirmions
- vous confirmiez
- ils/elles confirmaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevormd
- jij hebt gevormd
- hij/zij/het heeft gevormd
- wij hebben gevormd
- jullie hebben gevormd
- zij hebben gevormd
Indicatif passé composé
- j'ai confirmé
- tu as confirmé
- il/elle a confirmé
- nous avons confirmé
- vous avez confirmé
- ils/elles ont confirmé
Voltooid verleden tijd
- ik had gevormd
- jij had gevormd
- hij/zij/het had gevormd
- wij hadden gevormd
- jullie hadden gevormd
- zij hadden gevormd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais confirmé
- tu avais confirmé
- il/elle avait confirmé
- nous avions confirmé
- vous aviez confirmé
- ils/elles avaient confirmé
Toekomende tijd I
- ik zal vormen
- jij zult vormen
- hij/zij/het zal vormen
- wij zullen vormen
- jullie zullen vormen
- zij zullen vormen
Indicatif futur
- je confirmerai
- tu confirmeras
- il/elle confirmera
- nous confirmerons
- vous confirmerez
- ils/elles confirmeront
Toekomende tijd II
- ik zal gevormd hebben
- jij zult gevormd hebben
- hij/zij/het zal gevormd hebben
- wij zullen gevormd hebben
- jullie zullen gevormd hebben
- zij zullen gevormd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai confirmé
- tu auras confirmé
- il/elle aura confirmé
- nous aurons confirmé
- vous aurez confirmé
- ils/elles auront confirmé
Conditionalis I
- ik zou vormen
- jij zou vormen
- hij/zij/het zou vormen
- wij zouden vormen
- jullie zouden vormen
- zij zouden vormen
Conditionnel présent
- je confirmerais
- tu confirmerais
- il/elle confirmerait
- nous confirmerions
- vous confirmeriez
- ils/elles confirmeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gevormd
- jij zou hebben gevormd
- hij/zij/het zou hebben gevormd
- wij zouden hebben gevormd
- jullie zouden hebben gevormd
- zij zouden hebben gevormd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais confirmé
- tu aurais confirmé
- il/elle aurait confirmé
- nous aurions confirmé
- vous auriez confirmé
- ils/elles auraient confirmé
Imperatief
- jij vorm
- jullie vormt
Impératif
- tu confirme
- vous confirmez