Vervoeging van wegcijferen
Onbepaalde wijs (infinitief): wegcijferen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik cijfer weg
- jij cijfert weg
- hij/zij/het cijfert weg
- wij cijferen weg
- jullie cijferen weg
- zij cijferen weg
Présent
- je boude
- tu boudes
- il/elle boude
- nous boudons
- vous boudez
- ils/elles boudent
Onvoltooid verleden tijd
- ik cijferde weg
- jij cijferde weg
- hij/zij/het cijferde weg
- wij cijferden weg
- jullie cijferden weg
- zij cijferden weg
Indicatif imparfait
- je boudais
- tu boudais
- il/elle boudait
- nous boudions
- vous boudiez
- ils/elles boudaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb weggecijferd
- jij hebt weggecijferd
- hij/zij/het heeft weggecijferd
- wij hebben weggecijferd
- jullie hebben weggecijferd
- zij hebben weggecijferd
Indicatif passé composé
- j'ai boudé
- tu as boudé
- il/elle a boudé
- nous avons boudé
- vous avez boudé
- ils/elles ont boudé
Voltooid verleden tijd
- ik had weggecijferd
- jij had weggecijferd
- hij/zij/het had weggecijferd
- wij hadden weggecijferd
- jullie hadden weggecijferd
- zij hadden weggecijferd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais boudé
- tu avais boudé
- il/elle avait boudé
- nous avions boudé
- vous aviez boudé
- ils/elles avaient boudé
Toekomende tijd I
- ik zal wegcijferen
- jij zult wegcijferen
- hij/zij/het zal wegcijferen
- wij zullen wegcijferen
- jullie zullen wegcijferen
- zij zullen wegcijferen
Indicatif futur
- je bouderai
- tu bouderas
- il/elle boudera
- nous bouderons
- vous bouderez
- ils/elles bouderont
Toekomende tijd II
- ik zal weggecijferd hebben
- jij zult weggecijferd hebben
- hij/zij/het zal weggecijferd hebben
- wij zullen weggecijferd hebben
- jullie zullen weggecijferd hebben
- zij zullen weggecijferd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai boudé
- tu auras boudé
- il/elle aura boudé
- nous aurons boudé
- vous aurez boudé
- ils/elles auront boudé
Conditionalis I
- ik zou wegcijferen
- jij zou wegcijferen
- hij/zij/het zou wegcijferen
- wij zouden wegcijferen
- jullie zouden wegcijferen
- zij zouden wegcijferen
Conditionnel présent
- je bouderais
- tu bouderais
- il/elle bouderait
- nous bouderions
- vous bouderiez
- ils/elles bouderaient
Conditionalis II
- ik zou hebben weggecijferd
- jij zou hebben weggecijferd
- hij/zij/het zou hebben weggecijferd
- wij zouden hebben weggecijferd
- jullie zouden hebben weggecijferd
- zij zouden hebben weggecijferd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais boudé
- tu aurais boudé
- il/elle aurait boudé
- nous aurions boudé
- vous auriez boudé
- ils/elles auraient boudé
Imperatief
- jij cijfer weg
- jullie cijfert weg
Impératif
- tu boude
- vous boudez