Vervoeging van zeven

Vertaling: tamiser

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zeef
  • jij zeeft
  • hij/zij/het zeeft
  • wij zeven
  • jullie zeven
  • zij zeven

Présent

  • je tamise
  • tu tamises
  • il/elle tamise
  • nous tamisons
  • vous tamisez
  • ils/elles tamisent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zeefde
  • jij zeefde
  • hij/zij/het zeefde
  • wij zeefden
  • jullie zeefden
  • zij zeefden

Indicatif imparfait

  • je tamisais
  • tu tamisais
  • il/elle tamisait
  • nous tamisions
  • vous tamisiez
  • ils/elles tamisaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gezeefd
  • jij hebt gezeefd
  • hij/zij/het heeft gezeefd
  • wij hebben gezeefd
  • jullie hebben gezeefd
  • zij hebben gezeefd

Indicatif passé composé

  • j'ai tamisé
  • tu as tamisé
  • il/elle a tamisé
  • nous avons tamisé
  • vous avez tamisé
  • ils/elles ont tamisé

Voltooid verleden tijd

  • ik had gezeefd
  • jij had gezeefd
  • hij/zij/het had gezeefd
  • wij hadden gezeefd
  • jullie hadden gezeefd
  • zij hadden gezeefd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais tamisé
  • tu avais tamisé
  • il/elle avait tamisé
  • nous avions tamisé
  • vous aviez tamisé
  • ils/elles avaient tamisé

Toekomende tijd I

  • ik zal zeven
  • jij zult zeven
  • hij/zij/het zal zeven
  • wij zullen zeven
  • jullie zullen zeven
  • zij zullen zeven

Indicatif futur

  • je tamiserai
  • tu tamiseras
  • il/elle tamisera
  • nous tamiserons
  • vous tamiserez
  • ils/elles tamiseront

Toekomende tijd II

  • ik zal gezeefd hebben
  • jij zult gezeefd hebben
  • hij/zij/het zal gezeefd hebben
  • wij zullen gezeefd hebben
  • jullie zullen gezeefd hebben
  • zij zullen gezeefd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai tamisé
  • tu auras tamisé
  • il/elle aura tamisé
  • nous aurons tamisé
  • vous aurez tamisé
  • ils/elles auront tamisé

Conditionalis I

  • ik zou zeven
  • jij zou zeven
  • hij/zij/het zou zeven
  • wij zouden zeven
  • jullie zouden zeven
  • zij zouden zeven

Conditionnel présent

  • je tamiserais
  • tu tamiserais
  • il/elle tamiserait
  • nous tamiserions
  • vous tamiseriez
  • ils/elles tamiseraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gezeefd
  • jij zou hebben gezeefd
  • hij/zij/het zou hebben gezeefd
  • wij zouden hebben gezeefd
  • jullie zouden hebben gezeefd
  • zij zouden hebben gezeefd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais tamisé
  • tu aurais tamisé
  • il/elle aurait tamisé
  • nous aurions tamisé
  • vous auriez tamisé
  • ils/elles auraient tamisé

Imperatief

  • jij zeef
  • jullie zeeft

Impératif

  • tu tamise
  • vous tamisez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van zeven