Vervoeging van zijgen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zijg
- jij zijgt
- hij/zij/het zijgt
- wij zijgen
- jullie zijgen
- zij zijgen
Présent
- je filtre
- tu filtres
- il/elle filtre
- nous filtrons
- vous filtrez
- ils/elles filtrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik zeeg
- jij zeeg
- hij/zij/het zeeg
- wij zegen
- jullie zegen
- zij zegen
Indicatif imparfait
- je filtrais
- tu filtrais
- il/elle filtrait
- nous filtrions
- vous filtriez
- ils/elles filtraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezegen
- jij hebt gezegen
- hij/zij/het heeft gezegen
- wij hebben gezegen
- jullie hebben gezegen
- zij hebben gezegen
Indicatif passé composé
- j'ai filtré
- tu as filtré
- il/elle a filtré
- nous avons filtré
- vous avez filtré
- ils/elles ont filtré
Voltooid verleden tijd
- ik had gezegen
- jij had gezegen
- hij/zij/het had gezegen
- wij hadden gezegen
- jullie hadden gezegen
- zij hadden gezegen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais filtré
- tu avais filtré
- il/elle avait filtré
- nous avions filtré
- vous aviez filtré
- ils/elles avaient filtré
Toekomende tijd I
- ik zal zijgen
- jij zult zijgen
- hij/zij/het zal zijgen
- wij zullen zijgen
- jullie zullen zijgen
- zij zullen zijgen
Indicatif futur
- je filtrerai
- tu filtreras
- il/elle filtrera
- nous filtrerons
- vous filtrerez
- ils/elles filtreront
Toekomende tijd II
- ik zal gezegen hebben
- jij zult gezegen hebben
- hij/zij/het zal gezegen hebben
- wij zullen gezegen hebben
- jullie zullen gezegen hebben
- zij zullen gezegen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai filtré
- tu auras filtré
- il/elle aura filtré
- nous aurons filtré
- vous aurez filtré
- ils/elles auront filtré
Conditionalis I
- ik zou zijgen
- jij zou zijgen
- hij/zij/het zou zijgen
- wij zouden zijgen
- jullie zouden zijgen
- zij zouden zijgen
Conditionnel présent
- je filtrerais
- tu filtrerais
- il/elle filtrerait
- nous filtrerions
- vous filtreriez
- ils/elles filtreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gezegen
- jij zou hebben gezegen
- hij/zij/het zou hebben gezegen
- wij zouden hebben gezegen
- jullie zouden hebben gezegen
- zij zouden hebben gezegen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais filtré
- tu aurais filtré
- il/elle aurait filtré
- nous aurions filtré
- vous auriez filtré
- ils/elles auraient filtré
Imperatief
- jij zijg
- jullie zijgt
Impératif
- tu filtre
- vous filtrez