Vervoeging van aanstoken

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stook aan
  • jij stookt aan
  • hij/zij/het stookt aan
  • wij stoken aan
  • jullie stoken aan
  • zij stoken aan

Presente

  • io incito
  • tu inciti
  • lui/lei/Lei incita
  • noi incitiamo
  • voi/Voi incitate
  • loro/Loro incitano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stookte aan
  • jij stookte aan
  • hij/zij/het stookte aan
  • wij stookten aan
  • jullie stookten aan
  • zij stookten aan

Imperfetto

  • io incitavo
  • tu incitavi
  • lui/lei/Lei incitava
  • noi incitavamo
  • voi/Voi incitavate
  • loro/Loro incitavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangestookt
  • jij hebt aangestookt
  • hij/zij/het heeft aangestookt
  • wij hebben aangestookt
  • jullie hebben aangestookt
  • zij hebben aangestookt

Passato prossimo

  • io ho incitato
  • tu hai incitato
  • lui/lei/Lei ha incitato
  • noi abbiamo incitato
  • voi/Voi avete incitato
  • loro/Loro hanno incitato

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangestookt
  • jij had aangestookt
  • hij/zij/het had aangestookt
  • wij hadden aangestookt
  • jullie hadden aangestookt
  • zij hadden aangestookt

Trapassato prossimo

  • io avevo incitato
  • tu avevi incitato
  • lui/lei/Lei aveva incitato
  • noi avevamo incitato
  • voi/Voi avevate incitato
  • loro/Loro avevano incitato

Toekomende tijd I

  • ik zal aanstoken
  • jij zult aanstoken
  • hij/zij/het zal aanstoken
  • wij zullen aanstoken
  • jullie zullen aanstoken
  • zij zullen aanstoken

Futuro semplice

  • io inciterò
  • tu inciterai
  • lui/lei/Lei inciterà
  • noi inciteremo
  • voi/Voi inciterete
  • loro/Loro inciteranno

Toekomende tijd II

  • ik zal aangestookt hebben
  • jij zult aangestookt hebben
  • hij/zij/het zal aangestookt hebben
  • wij zullen aangestookt hebben
  • jullie zullen aangestookt hebben
  • zij zullen aangestookt hebben

Futuro anteriore

  • io avrò incitato
  • tu avrai incitato
  • lui/lei/Lei avrà incitato
  • noi avremo incitato
  • voi/Voi avrete incitato
  • loro/Loro avranno incitato

Conditionalis I

  • ik zou aanstoken
  • jij zou aanstoken
  • hij/zij/het zou aanstoken
  • wij zouden aanstoken
  • jullie zouden aanstoken
  • zij zouden aanstoken

Condizionale presente

  • io inciterei
  • tu inciteresti
  • lui/lei/Lei inciterebbe
  • noi inciteremmo
  • voi/Voi incitereste
  • loro/Loro inciterebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangestookt
  • jij zou hebben aangestookt
  • hij/zij/het zou hebben aangestookt
  • wij zouden hebben aangestookt
  • jullie zouden hebben aangestookt
  • zij zouden hebben aangestookt

Condizionale passato

  • io avrei incitato
  • tu avresti incitato
  • lui/lei/Lei avrebbe incitato
  • noi avremmo incitato
  • voi/Voi avreste incitato
  • loro/Loro avrebbero incitato

Imperatief

  • jij stook aan
  • jullie stookt aan

Imperativo

  • tu incita
  • voi/Voi incitate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aanstoken