Vervoeging van afleggen
Onbepaalde wijs (infinitief): afleggen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leg af
- jij legt af
- hij/zij/het legt af
- wij leggen af
- jullie leggen af
- zij leggen af
Presente
- io tolgo
- tu togli
- lui/lei/Lei toglie
- noi togliamo
- voi/Voi togliete
- loro/Loro tolgono
Onvoltooid verleden tijd
- ik legde af
- jij legde af
- hij/zij/het legde af
- wij legden af
- jullie legden af
- zij legden af
Imperfetto
- io toglievo
- tu toglievi
- lui/lei/Lei toglieva
- noi toglievamo
- voi/Voi toglievate
- loro/Loro toglievano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgelegd
- jij hebt afgelegd
- hij/zij/het heeft afgelegd
- wij hebben afgelegd
- jullie hebben afgelegd
- zij hebben afgelegd
Passato prossimo
- io ho tolto
- tu hai tolto
- lui/lei/Lei ha tolto
- noi abbiamo tolto
- voi/Voi avete tolto
- loro/Loro hanno tolto
Voltooid verleden tijd
- ik had afgelegd
- jij had afgelegd
- hij/zij/het had afgelegd
- wij hadden afgelegd
- jullie hadden afgelegd
- zij hadden afgelegd
Trapassato prossimo
- io avevo tolto
- tu avevi tolto
- lui/lei/Lei aveva tolto
- noi avevamo tolto
- voi/Voi avevate tolto
- loro/Loro avevano tolto
Toekomende tijd I
- ik zal afleggen
- jij zult afleggen
- hij/zij/het zal afleggen
- wij zullen afleggen
- jullie zullen afleggen
- zij zullen afleggen
Futuro semplice
- io toglierò
- tu toglierai
- lui/lei/Lei toglierà
- noi toglieremo
- voi/Voi toglierete
- loro/Loro toglieranno
Toekomende tijd II
- ik zal afgelegd hebben
- jij zult afgelegd hebben
- hij/zij/het zal afgelegd hebben
- wij zullen afgelegd hebben
- jullie zullen afgelegd hebben
- zij zullen afgelegd hebben
Futuro anteriore
- io avrò tolto
- tu avrai tolto
- lui/lei/Lei avrà tolto
- noi avremo tolto
- voi/Voi avrete tolto
- loro/Loro avranno tolto
Conditionalis I
- ik zou afleggen
- jij zou afleggen
- hij/zij/het zou afleggen
- wij zouden afleggen
- jullie zouden afleggen
- zij zouden afleggen
Condizionale presente
- io toglierei
- tu toglieresti
- lui/lei/Lei toglierebbe
- noi toglieremmo
- voi/Voi togliereste
- loro/Loro toglierebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben afgelegd
- jij zou hebben afgelegd
- hij/zij/het zou hebben afgelegd
- wij zouden hebben afgelegd
- jullie zouden hebben afgelegd
- zij zouden hebben afgelegd
Condizionale passato
- io avrei tolto
- tu avresti tolto
- lui/lei/Lei avrebbe tolto
- noi avremmo tolto
- voi/Voi avreste tolto
- loro/Loro avrebbero tolto
Imperatief
- jij leg af
- jullie legt af
Imperativo
- tu togli
- voi/Voi togliete