Vervoeging van afleren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leer af
- jij leert af
- hij/zij/het leert af
- wij leren af
- jullie leren af
- zij leren af
Presente
- io dimentico
- tu dimentichi
- lui/lei/Lei dimentica
- noi dimentichiamo
- voi/Voi dimenticate
- loro/Loro dimenticano
Onvoltooid verleden tijd
- ik leerde af
- jij leerde af
- hij/zij/het leerde af
- wij leerden af
- jullie leerden af
- zij leerden af
Imperfetto
- io dimenticavo
- tu dimenticavi
- lui/lei/Lei dimenticava
- noi dimenticavamo
- voi/Voi dimenticavate
- loro/Loro dimenticavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeleerd
- jij hebt afgeleerd
- hij/zij/het heeft afgeleerd
- wij hebben afgeleerd
- jullie hebben afgeleerd
- zij hebben afgeleerd
Passato prossimo
- io ho dimenticato
- tu hai dimenticato
- lui/lei/Lei ha dimenticato
- noi abbiamo dimenticato
- voi/Voi avete dimenticato
- loro/Loro hanno dimenticato
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeleerd
- jij had afgeleerd
- hij/zij/het had afgeleerd
- wij hadden afgeleerd
- jullie hadden afgeleerd
- zij hadden afgeleerd
Trapassato prossimo
- io avevo dimenticato
- tu avevi dimenticato
- lui/lei/Lei aveva dimenticato
- noi avevamo dimenticato
- voi/Voi avevate dimenticato
- loro/Loro avevano dimenticato
Toekomende tijd I
- ik zal afleren
- jij zult afleren
- hij/zij/het zal afleren
- wij zullen afleren
- jullie zullen afleren
- zij zullen afleren
Futuro semplice
- io dimenticherò
- tu dimenticherai
- lui/lei/Lei dimenticherà
- noi dimenticheremo
- voi/Voi dimenticherete
- loro/Loro dimenticheranno
Toekomende tijd II
- ik zal afgeleerd hebben
- jij zult afgeleerd hebben
- hij/zij/het zal afgeleerd hebben
- wij zullen afgeleerd hebben
- jullie zullen afgeleerd hebben
- zij zullen afgeleerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò dimenticato
- tu avrai dimenticato
- lui/lei/Lei avrà dimenticato
- noi avremo dimenticato
- voi/Voi avrete dimenticato
- loro/Loro avranno dimenticato
Conditionalis I
- ik zou afleren
- jij zou afleren
- hij/zij/het zou afleren
- wij zouden afleren
- jullie zouden afleren
- zij zouden afleren
Condizionale presente
- io dimenticherei
- tu dimenticheresti
- lui/lei/Lei dimenticherebbe
- noi dimenticheremmo
- voi/Voi dimentichereste
- loro/Loro dimenticherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeleerd
- jij zou hebben afgeleerd
- hij/zij/het zou hebben afgeleerd
- wij zouden hebben afgeleerd
- jullie zouden hebben afgeleerd
- zij zouden hebben afgeleerd
Condizionale passato
- io avrei dimenticato
- tu avresti dimenticato
- lui/lei/Lei avrebbe dimenticato
- noi avremmo dimenticato
- voi/Voi avreste dimenticato
- loro/Loro avrebbero dimenticato
Imperatief
- jij leer af
- jullie leert af
Imperativo
- tu dimentica
- voi/Voi dimenticate