Vervoeging van afsmeren
Onbepaalde wijs (infinitief): afsmeren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smeer af
- jij smeert af
- hij/zij/het smeert af
- wij smeren af
- jullie smeren af
- zij smeren af
Onvoltooid verleden tijd
- ik smeerde af
- jij smeerde af
- hij/zij/het smeerde af
- wij smeerden af
- jullie smeerden af
- zij smeerden af
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgesmeerd
- jij hebt afgesmeerd
- hij/zij/het heeft afgesmeerd
- wij hebben afgesmeerd
- jullie hebben afgesmeerd
- zij hebben afgesmeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had afgesmeerd
- jij had afgesmeerd
- hij/zij/het had afgesmeerd
- wij hadden afgesmeerd
- jullie hadden afgesmeerd
- zij hadden afgesmeerd
Toekomende tijd I
- ik zal afsmeren
- jij zult afsmeren
- hij/zij/het zal afsmeren
- wij zullen afsmeren
- jullie zullen afsmeren
- zij zullen afsmeren
Toekomende tijd II
- ik zal afgesmeerd hebben
- jij zult afgesmeerd hebben
- hij/zij/het zal afgesmeerd hebben
- wij zullen afgesmeerd hebben
- jullie zullen afgesmeerd hebben
- zij zullen afgesmeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou afsmeren
- jij zou afsmeren
- hij/zij/het zou afsmeren
- wij zouden afsmeren
- jullie zouden afsmeren
- zij zouden afsmeren
Conditionalis II
- ik zou hebben afgesmeerd
- jij zou hebben afgesmeerd
- hij/zij/het zou hebben afgesmeerd
- wij zouden hebben afgesmeerd
- jullie zouden hebben afgesmeerd
- zij zouden hebben afgesmeerd
Imperatief
- jij smeer af
- jullie smeert af