Vervoeging van afstaan
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sta af
- jij staat af
- hij/zij/het staat af
- wij staan af
- jullie staan af
- zij staan af
Presente
- io cedo
- tu cedi
- lui/lei/Lei cede
- noi cediamo
- voi/Voi cedete
- loro/Loro cedono
Onvoltooid verleden tijd
- ik stond af
- jij stond af
- hij/zij/het stond af
- wij stonden af
- jullie stonden af
- zij stonden af
Imperfetto
- io cedevo
- tu cedevi
- lui/lei/Lei cedeva
- noi cedevamo
- voi/Voi cedevate
- loro/Loro cedevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgestaan
- jij hebt afgestaan
- hij/zij/het heeft afgestaan
- wij hebben afgestaan
- jullie hebben afgestaan
- zij hebben afgestaan
Passato prossimo
- io ho ceduto
- tu hai ceduto
- lui/lei/Lei ha ceduto
- noi abbiamo ceduto
- voi/Voi avete ceduto
- loro/Loro hanno ceduto
Voltooid verleden tijd
- ik had afgestaan
- jij had afgestaan
- hij/zij/het had afgestaan
- wij hadden afgestaan
- jullie hadden afgestaan
- zij hadden afgestaan
Trapassato prossimo
- io avevo ceduto
- tu avevi ceduto
- lui/lei/Lei aveva ceduto
- noi avevamo ceduto
- voi/Voi avevate ceduto
- loro/Loro avevano ceduto
Toekomende tijd I
- ik zal afstaan
- jij zult afstaan
- hij/zij/het zal afstaan
- wij zullen afstaan
- jullie zullen afstaan
- zij zullen afstaan
Futuro semplice
- io cederò
- tu cederai
- lui/lei/Lei cederà
- noi cederemo
- voi/Voi cederete
- loro/Loro cederanno
Toekomende tijd II
- ik zal afgestaan hebben
- jij zult afgestaan hebben
- hij/zij/het zal afgestaan hebben
- wij zullen afgestaan hebben
- jullie zullen afgestaan hebben
- zij zullen afgestaan hebben
Futuro anteriore
- io avrò ceduto
- tu avrai ceduto
- lui/lei/Lei avrà ceduto
- noi avremo ceduto
- voi/Voi avrete ceduto
- loro/Loro avranno ceduto
Conditionalis I
- ik zou afstaan
- jij zou afstaan
- hij/zij/het zou afstaan
- wij zouden afstaan
- jullie zouden afstaan
- zij zouden afstaan
Condizionale presente
- io cederei
- tu cederesti
- lui/lei/Lei cederebbe
- noi cederemmo
- voi/Voi cedereste
- loro/Loro cederebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben afgestaan
- jij zou hebben afgestaan
- hij/zij/het zou hebben afgestaan
- wij zouden hebben afgestaan
- jullie zouden hebben afgestaan
- zij zouden hebben afgestaan
Condizionale passato
- io avrei ceduto
- tu avresti ceduto
- lui/lei/Lei avrebbe ceduto
- noi avremmo ceduto
- voi/Voi avreste ceduto
- loro/Loro avrebbero ceduto
Imperatief
- jij sta af
- jullie staat af
Imperativo
- tu cedi
- voi/Voi cedete