Vervoeging van afwijzen
Onbepaalde wijs (infinitief): afwijzen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wijs af
- jij wijst af
- hij/zij/het wijst af
- wij wijzen af
- jullie wijzen af
- zij wijzen af
Presente
- io rifiuto
- tu rifiuti
- lui/lei/Lei rifiuta
- noi rifiutiamo
- voi/Voi rifiutate
- loro/Loro rifiutano
Onvoltooid verleden tijd
- ik wees af
- jij wees af
- hij/zij/het wees af
- wij wezen af
- jullie wezen af
- zij wezen af
Imperfetto
- io rifiutavo
- tu rifiutavi
- lui/lei/Lei rifiutava
- noi rifiutavamo
- voi/Voi rifiutavate
- loro/Loro rifiutavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgewezen
- jij hebt afgewezen
- hij/zij/het heeft afgewezen
- wij hebben afgewezen
- jullie hebben afgewezen
- zij hebben afgewezen
Passato prossimo
- io ho rifiutato
- tu hai rifiutato
- lui/lei/Lei ha rifiutato
- noi abbiamo rifiutato
- voi/Voi avete rifiutato
- loro/Loro hanno rifiutato
Voltooid verleden tijd
- ik had afgewezen
- jij had afgewezen
- hij/zij/het had afgewezen
- wij hadden afgewezen
- jullie hadden afgewezen
- zij hadden afgewezen
Trapassato prossimo
- io avevo rifiutato
- tu avevi rifiutato
- lui/lei/Lei aveva rifiutato
- noi avevamo rifiutato
- voi/Voi avevate rifiutato
- loro/Loro avevano rifiutato
Toekomende tijd I
- ik zal afwijzen
- jij zult afwijzen
- hij/zij/het zal afwijzen
- wij zullen afwijzen
- jullie zullen afwijzen
- zij zullen afwijzen
Futuro semplice
- io rifiuterò
- tu rifiuterai
- lui/lei/Lei rifiuterà
- noi rifiuteremo
- voi/Voi rifiuterete
- loro/Loro rifiuteranno
Toekomende tijd II
- ik zal afgewezen hebben
- jij zult afgewezen hebben
- hij/zij/het zal afgewezen hebben
- wij zullen afgewezen hebben
- jullie zullen afgewezen hebben
- zij zullen afgewezen hebben
Futuro anteriore
- io avrò rifiutato
- tu avrai rifiutato
- lui/lei/Lei avrà rifiutato
- noi avremo rifiutato
- voi/Voi avrete rifiutato
- loro/Loro avranno rifiutato
Conditionalis I
- ik zou afwijzen
- jij zou afwijzen
- hij/zij/het zou afwijzen
- wij zouden afwijzen
- jullie zouden afwijzen
- zij zouden afwijzen
Condizionale presente
- io rifiuterei
- tu rifiuteresti
- lui/lei/Lei rifiuterebbe
- noi rifiuteremmo
- voi/Voi rifiutereste
- loro/Loro rifiuterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben afgewezen
- jij zou hebben afgewezen
- hij/zij/het zou hebben afgewezen
- wij zouden hebben afgewezen
- jullie zouden hebben afgewezen
- zij zouden hebben afgewezen
Condizionale passato
- io avrei rifiutato
- tu avresti rifiutato
- lui/lei/Lei avrebbe rifiutato
- noi avremmo rifiutato
- voi/Voi avreste rifiutato
- loro/Loro avrebbero rifiutato
Imperatief
- jij wijs af
- jullie wijst af
Imperativo
- tu rifiuta
- voi/Voi rifiutate