Vervoeging van animeren

Vertaling: animare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik animeer
  • jij animeert
  • hij/zij/het animeert
  • wij animeren
  • jullie animeren
  • zij animeren

Presente

  • io animo
  • tu animi
  • lui/lei/Lei anima
  • noi animiamo
  • voi/Voi animate
  • loro/Loro animano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik animeerde
  • jij animeerde
  • hij/zij/het animeerde
  • wij animeerden
  • jullie animeerden
  • zij animeerden

Imperfetto

  • io animavo
  • tu animavi
  • lui/lei/Lei animava
  • noi animavamo
  • voi/Voi animavate
  • loro/Loro animavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geanimeerd
  • jij hebt geanimeerd
  • hij/zij/het heeft geanimeerd
  • wij hebben geanimeerd
  • jullie hebben geanimeerd
  • zij hebben geanimeerd

Passato prossimo

  • io ho animato
  • tu hai animato
  • lui/lei/Lei ha animato
  • noi abbiamo animato
  • voi/Voi avete animato
  • loro/Loro hanno animato

Voltooid verleden tijd

  • ik had geanimeerd
  • jij had geanimeerd
  • hij/zij/het had geanimeerd
  • wij hadden geanimeerd
  • jullie hadden geanimeerd
  • zij hadden geanimeerd

Trapassato prossimo

  • io avevo animato
  • tu avevi animato
  • lui/lei/Lei aveva animato
  • noi avevamo animato
  • voi/Voi avevate animato
  • loro/Loro avevano animato

Toekomende tijd I

  • ik zal animeren
  • jij zult animeren
  • hij/zij/het zal animeren
  • wij zullen animeren
  • jullie zullen animeren
  • zij zullen animeren

Futuro semplice

  • io animerò
  • tu animerai
  • lui/lei/Lei animerà
  • noi animeremo
  • voi/Voi animerete
  • loro/Loro animeranno

Toekomende tijd II

  • ik zal geanimeerd hebben
  • jij zult geanimeerd hebben
  • hij/zij/het zal geanimeerd hebben
  • wij zullen geanimeerd hebben
  • jullie zullen geanimeerd hebben
  • zij zullen geanimeerd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò animato
  • tu avrai animato
  • lui/lei/Lei avrà animato
  • noi avremo animato
  • voi/Voi avrete animato
  • loro/Loro avranno animato

Conditionalis I

  • ik zou animeren
  • jij zou animeren
  • hij/zij/het zou animeren
  • wij zouden animeren
  • jullie zouden animeren
  • zij zouden animeren

Condizionale presente

  • io animerei
  • tu animeresti
  • lui/lei/Lei animerebbe
  • noi animeremmo
  • voi/Voi animereste
  • loro/Loro animerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben geanimeerd
  • jij zou hebben geanimeerd
  • hij/zij/het zou hebben geanimeerd
  • wij zouden hebben geanimeerd
  • jullie zouden hebben geanimeerd
  • zij zouden hebben geanimeerd

Condizionale passato

  • io avrei animato
  • tu avresti animato
  • lui/lei/Lei avrebbe animato
  • noi avremmo animato
  • voi/Voi avreste animato
  • loro/Loro avrebbero animato

Imperatief

  • jij animeer
  • jullie animeert

Imperativo

  • tu anima
  • voi/Voi animate