Vervoeging van baten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het baat
- zij baten
Presente
- lui/lei/Lei giova
- loro/Loro giovano
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het baatte
- zij baatten
Imperfetto
- lui/lei/Lei giovava
- loro/Loro giovavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gebaat
- zij hebben gebaat
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha giovato
- loro/Loro hanno giovato
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gebaat
- zij hadden gebaat
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva giovato
- loro/Loro avevano giovato
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal baten
- zij zult baten
Futuro semplice
- lui/lei/Lei gioverà
- loro/Loro gioveranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gebaat hebben
- zij zult gebaat hebben
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà giovato
- loro/Loro avranno giovato
Conditionalis I
- hij/zij/het zal baten
- zij zullen baten
Condizionale presente
- lui/lei/Lei gioverebbe
- loro/Loro gioverebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gebaat
- zij zullen hebben gebaat
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe giovato
- loro/Loro avrebbero giovato