Vervoeging van beamen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beaam
- jij beaamt
- hij/zij/het beaamt
- wij beamen
- jullie beamen
- zij beamen
Presente
- io approvo
- tu approvi
- lui/lei/Lei approva
- noi approviamo
- voi/Voi approvate
- loro/Loro approvano
Onvoltooid verleden tijd
- ik beaamde
- jij beaamde
- hij/zij/het beaamde
- wij beaamden
- jullie beaamden
- zij beaamden
Imperfetto
- io approvavo
- tu approvavi
- lui/lei/Lei approvava
- noi approvavamo
- voi/Voi approvavate
- loro/Loro approvavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beaamd
- jij hebt beaamd
- hij/zij/het heeft beaamd
- wij hebben beaamd
- jullie hebben beaamd
- zij hebben beaamd
Passato prossimo
- io ho approvato
- tu hai approvato
- lui/lei/Lei ha approvato
- noi abbiamo approvato
- voi/Voi avete approvato
- loro/Loro hanno approvato
Voltooid verleden tijd
- ik had beaamd
- jij had beaamd
- hij/zij/het had beaamd
- wij hadden beaamd
- jullie hadden beaamd
- zij hadden beaamd
Trapassato prossimo
- io avevo approvato
- tu avevi approvato
- lui/lei/Lei aveva approvato
- noi avevamo approvato
- voi/Voi avevate approvato
- loro/Loro avevano approvato
Toekomende tijd I
- ik zal beamen
- jij zult beamen
- hij/zij/het zal beamen
- wij zullen beamen
- jullie zullen beamen
- zij zullen beamen
Futuro semplice
- io approverò
- tu approverai
- lui/lei/Lei approverà
- noi approveremo
- voi/Voi approverete
- loro/Loro approveranno
Toekomende tijd II
- ik zal beaamd hebben
- jij zult beaamd hebben
- hij/zij/het zal beaamd hebben
- wij zullen beaamd hebben
- jullie zullen beaamd hebben
- zij zullen beaamd hebben
Futuro anteriore
- io avrò approvato
- tu avrai approvato
- lui/lei/Lei avrà approvato
- noi avremo approvato
- voi/Voi avrete approvato
- loro/Loro avranno approvato
Conditionalis I
- ik zou beamen
- jij zou beamen
- hij/zij/het zou beamen
- wij zouden beamen
- jullie zouden beamen
- zij zouden beamen
Condizionale presente
- io approverei
- tu approveresti
- lui/lei/Lei approverebbe
- noi approveremmo
- voi/Voi approvereste
- loro/Loro approverebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben beaamd
- jij zou hebben beaamd
- hij/zij/het zou hebben beaamd
- wij zouden hebben beaamd
- jullie zouden hebben beaamd
- zij zouden hebben beaamd
Condizionale passato
- io avrei approvato
- tu avresti approvato
- lui/lei/Lei avrebbe approvato
- noi avremmo approvato
- voi/Voi avreste approvato
- loro/Loro avrebbero approvato
Imperatief
- jij beaam
- jullie beaamt
Imperativo
- tu approva
- voi/Voi approvate