Vervoeging van bedruppen
Onbepaalde wijs (infinitief): bedruppen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bedrup
- jij bedrupt
- hij/zij/het bedrupt
- wij bedruppen
- jullie bedruppen
- zij bedruppen
Onvoltooid verleden tijd
- ik bedrupte
- jij bedrupte
- hij/zij/het bedrupte
- wij bedrupten
- jullie bedrupten
- zij bedrupten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bedrupt
- jij hebt bedrupt
- hij/zij/het heeft bedrupt
- wij hebben bedrupt
- jullie hebben bedrupt
- zij hebben bedrupt
Voltooid verleden tijd
- ik had bedrupt
- jij had bedrupt
- hij/zij/het had bedrupt
- wij hadden bedrupt
- jullie hadden bedrupt
- zij hadden bedrupt
Toekomende tijd I
- ik zal bedruppen
- jij zult bedruppen
- hij/zij/het zal bedruppen
- wij zullen bedruppen
- jullie zullen bedruppen
- zij zullen bedruppen
Toekomende tijd II
- ik zal bedrupt hebben
- jij zult bedrupt hebben
- hij/zij/het zal bedrupt hebben
- wij zullen bedrupt hebben
- jullie zullen bedrupt hebben
- zij zullen bedrupt hebben
Conditionalis I
- ik zou bedruppen
- jij zou bedruppen
- hij/zij/het zou bedruppen
- wij zouden bedruppen
- jullie zouden bedruppen
- zij zouden bedruppen
Conditionalis II
- ik zou hebben bedrupt
- jij zou hebben bedrupt
- hij/zij/het zou hebben bedrupt
- wij zouden hebben bedrupt
- jullie zouden hebben bedrupt
- zij zouden hebben bedrupt
Imperatief
- jij bedrup
- jullie bedrupt