Vervoeging van behalen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik behaal
- jij behaalt
- hij/zij/het behaalt
- wij behalen
- jullie behalen
- zij behalen
Presente
- io guadagno
- tu guadagni
- lui/lei/Lei guadagna
- noi guadagnamo
- voi/Voi guadagnate
- loro/Loro guadagnano
Onvoltooid verleden tijd
- ik behaalde
- jij behaalde
- hij/zij/het behaalde
- wij behaalden
- jullie behaalden
- zij behaalden
Imperfetto
- io guadagnavo
- tu guadagnavi
- lui/lei/Lei guadagnava
- noi guadagnavamo
- voi/Voi guadagnavate
- loro/Loro guadagnavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb behaald
- jij hebt behaald
- hij/zij/het heeft behaald
- wij hebben behaald
- jullie hebben behaald
- zij hebben behaald
Passato prossimo
- io ho guadagnato
- tu hai guadagnato
- lui/lei/Lei ha guadagnato
- noi abbiamo guadagnato
- voi/Voi avete guadagnato
- loro/Loro hanno guadagnato
Voltooid verleden tijd
- ik had behaald
- jij had behaald
- hij/zij/het had behaald
- wij hadden behaald
- jullie hadden behaald
- zij hadden behaald
Trapassato prossimo
- io avevo guadagnato
- tu avevi guadagnato
- lui/lei/Lei aveva guadagnato
- noi avevamo guadagnato
- voi/Voi avevate guadagnato
- loro/Loro avevano guadagnato
Toekomende tijd I
- ik zal behalen
- jij zult behalen
- hij/zij/het zal behalen
- wij zullen behalen
- jullie zullen behalen
- zij zullen behalen
Futuro semplice
- io guadagnerò
- tu guadagnerai
- lui/lei/Lei guadagnerà
- noi guadagneremo
- voi/Voi guadagnerete
- loro/Loro guadagneranno
Toekomende tijd II
- ik zal behaald hebben
- jij zult behaald hebben
- hij/zij/het zal behaald hebben
- wij zullen behaald hebben
- jullie zullen behaald hebben
- zij zullen behaald hebben
Futuro anteriore
- io avrò guadagnato
- tu avrai guadagnato
- lui/lei/Lei avrà guadagnato
- noi avremo guadagnato
- voi/Voi avrete guadagnato
- loro/Loro avranno guadagnato
Conditionalis I
- ik zou behalen
- jij zou behalen
- hij/zij/het zou behalen
- wij zouden behalen
- jullie zouden behalen
- zij zouden behalen
Condizionale presente
- io guadagnerei
- tu guadagneresti
- lui/lei/Lei guadagnerebbe
- noi guadagneremmo
- voi/Voi guadagnereste
- loro/Loro guadagnerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben behaald
- jij zou hebben behaald
- hij/zij/het zou hebben behaald
- wij zouden hebben behaald
- jullie zouden hebben behaald
- zij zouden hebben behaald
Condizionale passato
- io avrei guadagnato
- tu avresti guadagnato
- lui/lei/Lei avrebbe guadagnato
- noi avremmo guadagnato
- voi/Voi avreste guadagnato
- loro/Loro avrebbero guadagnato
Imperatief
- jij behaal
- jullie behaalt
Imperativo
- tu guadagna
- voi/Voi guadagnate