Vervoeging van belegeren
Onbepaalde wijs (infinitief): belegeren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beleger
- jij belegert
- hij/zij/het belegert
- wij belegeren
- jullie belegeren
- zij belegeren
Presente
- io assedio
- tu assedi
- lui/lei/Lei assedia
- noi assediamo
- voi/Voi assediate
- loro/Loro assediano
Onvoltooid verleden tijd
- ik belegerde
- jij belegerde
- hij/zij/het belegerde
- wij belegerden
- jullie belegerden
- zij belegerden
Imperfetto
- io assediavo
- tu assediavi
- lui/lei/Lei assediava
- noi assediavamo
- voi/Voi assediavate
- loro/Loro assediavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb belegerd
- jij hebt belegerd
- hij/zij/het heeft belegerd
- wij hebben belegerd
- jullie hebben belegerd
- zij hebben belegerd
Passato prossimo
- io ho assediato
- tu hai assediato
- lui/lei/Lei ha assediato
- noi abbiamo assediato
- voi/Voi avete assediato
- loro/Loro hanno assediato
Voltooid verleden tijd
- ik had belegerd
- jij had belegerd
- hij/zij/het had belegerd
- wij hadden belegerd
- jullie hadden belegerd
- zij hadden belegerd
Trapassato prossimo
- io avevo assediato
- tu avevi assediato
- lui/lei/Lei aveva assediato
- noi avevamo assediato
- voi/Voi avevate assediato
- loro/Loro avevano assediato
Toekomende tijd I
- ik zal belegeren
- jij zult belegeren
- hij/zij/het zal belegeren
- wij zullen belegeren
- jullie zullen belegeren
- zij zullen belegeren
Futuro semplice
- io assedierò
- tu assedierai
- lui/lei/Lei assedierà
- noi assedieremo
- voi/Voi assedierete
- loro/Loro assedieranno
Toekomende tijd II
- ik zal belegerd hebben
- jij zult belegerd hebben
- hij/zij/het zal belegerd hebben
- wij zullen belegerd hebben
- jullie zullen belegerd hebben
- zij zullen belegerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò assediato
- tu avrai assediato
- lui/lei/Lei avrà assediato
- noi avremo assediato
- voi/Voi avrete assediato
- loro/Loro avranno assediato
Conditionalis I
- ik zou belegeren
- jij zou belegeren
- hij/zij/het zou belegeren
- wij zouden belegeren
- jullie zouden belegeren
- zij zouden belegeren
Condizionale presente
- io assedierei
- tu assedieresti
- lui/lei/Lei assedierebbe
- noi assedieremmo
- voi/Voi assediereste
- loro/Loro assedierebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben belegerd
- jij zou hebben belegerd
- hij/zij/het zou hebben belegerd
- wij zouden hebben belegerd
- jullie zouden hebben belegerd
- zij zouden hebben belegerd
Condizionale passato
- io avrei assediato
- tu avresti assediato
- lui/lei/Lei avrebbe assediato
- noi avremmo assediato
- voi/Voi avreste assediato
- loro/Loro avrebbero assediato
Imperatief
- jij beleger
- jullie belegert
Imperativo
- tu assedia
- voi/Voi assediate