Vervoeging van beploegen
Onbepaalde wijs (infinitief): beploegen
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beploeg
- jij beploegt
- hij/zij/het beploegt
- wij beploegen
- jullie beploegen
- zij beploegen
Onvoltooid verleden tijd
- ik beploegde
- jij beploegde
- hij/zij/het beploegde
- wij beploegden
- jullie beploegden
- zij beploegden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beploegd
- jij hebt beploegd
- hij/zij/het heeft beploegd
- wij hebben beploegd
- jullie hebben beploegd
- zij hebben beploegd
Voltooid verleden tijd
- ik had beploegd
- jij had beploegd
- hij/zij/het had beploegd
- wij hadden beploegd
- jullie hadden beploegd
- zij hadden beploegd
Toekomende tijd I
- ik zal beploegen
- jij zult beploegen
- hij/zij/het zal beploegen
- wij zullen beploegen
- jullie zullen beploegen
- zij zullen beploegen
Toekomende tijd II
- ik zal beploegd hebben
- jij zult beploegd hebben
- hij/zij/het zal beploegd hebben
- wij zullen beploegd hebben
- jullie zullen beploegd hebben
- zij zullen beploegd hebben
Conditionalis I
- ik zou beploegen
- jij zou beploegen
- hij/zij/het zou beploegen
- wij zouden beploegen
- jullie zouden beploegen
- zij zouden beploegen
Conditionalis II
- ik zou hebben beploegd
- jij zou hebben beploegd
- hij/zij/het zou hebben beploegd
- wij zouden hebben beploegd
- jullie zouden hebben beploegd
- zij zouden hebben beploegd
Imperatief
- jij beploeg
- jullie beploegt