Vervoeging van berekenen
Onbepaalde wijs (infinitief): berekenen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bereken
- jij berekent
- hij/zij/het berekent
- wij berekenen
- jullie berekenen
- zij berekenen
Presente
- io calcolo
- tu calcoli
- lui/lei/Lei calcola
- noi calcoliamo
- voi/Voi calcolate
- loro/Loro calcolano
Onvoltooid verleden tijd
- ik berekende
- jij berekende
- hij/zij/het berekende
- wij berekenden
- jullie berekenden
- zij berekenden
Imperfetto
- io calcolavo
- tu calcolavi
- lui/lei/Lei calcolava
- noi calcolavamo
- voi/Voi calcolavate
- loro/Loro calcolavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb berekend
- jij hebt berekend
- hij/zij/het heeft berekend
- wij hebben berekend
- jullie hebben berekend
- zij hebben berekend
Passato prossimo
- io ho calcolato
- tu hai calcolato
- lui/lei/Lei ha calcolato
- noi abbiamo calcolato
- voi/Voi avete calcolato
- loro/Loro hanno calcolato
Voltooid verleden tijd
- ik had berekend
- jij had berekend
- hij/zij/het had berekend
- wij hadden berekend
- jullie hadden berekend
- zij hadden berekend
Trapassato prossimo
- io avevo calcolato
- tu avevi calcolato
- lui/lei/Lei aveva calcolato
- noi avevamo calcolato
- voi/Voi avevate calcolato
- loro/Loro avevano calcolato
Toekomende tijd I
- ik zal berekenen
- jij zult berekenen
- hij/zij/het zal berekenen
- wij zullen berekenen
- jullie zullen berekenen
- zij zullen berekenen
Futuro semplice
- io calcolerò
- tu calcolerai
- lui/lei/Lei calcolerà
- noi calcoleremo
- voi/Voi calcolerete
- loro/Loro calcoleranno
Toekomende tijd II
- ik zal berekend hebben
- jij zult berekend hebben
- hij/zij/het zal berekend hebben
- wij zullen berekend hebben
- jullie zullen berekend hebben
- zij zullen berekend hebben
Futuro anteriore
- io avrò calcolato
- tu avrai calcolato
- lui/lei/Lei avrà calcolato
- noi avremo calcolato
- voi/Voi avrete calcolato
- loro/Loro avranno calcolato
Conditionalis I
- ik zou berekenen
- jij zou berekenen
- hij/zij/het zou berekenen
- wij zouden berekenen
- jullie zouden berekenen
- zij zouden berekenen
Condizionale presente
- io calcolerei
- tu calcoleresti
- lui/lei/Lei calcolerebbe
- noi calcoleremmo
- voi/Voi calcolereste
- loro/Loro calcolerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben berekend
- jij zou hebben berekend
- hij/zij/het zou hebben berekend
- wij zouden hebben berekend
- jullie zouden hebben berekend
- zij zouden hebben berekend
Condizionale passato
- io avrei calcolato
- tu avresti calcolato
- lui/lei/Lei avrebbe calcolato
- noi avremmo calcolato
- voi/Voi avreste calcolato
- loro/Loro avrebbero calcolato
Imperatief
- jij bereken
- jullie berekent
Imperativo
- tu calcola
- voi/Voi calcolate