Vervoeging van bestellen
Onbepaalde wijs (infinitief): bestellen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestel
- jij bestelt
- hij/zij/het bestelt
- wij bestellen
- jullie bestellen
- zij bestellen
Presente
- io ordino
- tu ordini
- lui/lei/Lei ordina
- noi ordiniamo
- voi/Voi ordinate
- loro/Loro ordinano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestelde
- jij bestelde
- hij/zij/het bestelde
- wij bestelden
- jullie bestelden
- zij bestelden
Imperfetto
- io ordinavo
- tu ordinavi
- lui/lei/Lei ordinava
- noi ordinavamo
- voi/Voi ordinavate
- loro/Loro ordinavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besteld
- jij hebt besteld
- hij/zij/het heeft besteld
- wij hebben besteld
- jullie hebben besteld
- zij hebben besteld
Passato prossimo
- io ho ordinato
- tu hai ordinato
- lui/lei/Lei ha ordinato
- noi abbiamo ordinato
- voi/Voi avete ordinato
- loro/Loro hanno ordinato
Voltooid verleden tijd
- ik had besteld
- jij had besteld
- hij/zij/het had besteld
- wij hadden besteld
- jullie hadden besteld
- zij hadden besteld
Trapassato prossimo
- io avevo ordinato
- tu avevi ordinato
- lui/lei/Lei aveva ordinato
- noi avevamo ordinato
- voi/Voi avevate ordinato
- loro/Loro avevano ordinato
Toekomende tijd I
- ik zal bestellen
- jij zult bestellen
- hij/zij/het zal bestellen
- wij zullen bestellen
- jullie zullen bestellen
- zij zullen bestellen
Futuro semplice
- io ordinerò
- tu ordinerai
- lui/lei/Lei ordinerà
- noi ordineremo
- voi/Voi ordinerete
- loro/Loro ordineranno
Toekomende tijd II
- ik zal besteld hebben
- jij zult besteld hebben
- hij/zij/het zal besteld hebben
- wij zullen besteld hebben
- jullie zullen besteld hebben
- zij zullen besteld hebben
Futuro anteriore
- io avrò ordinato
- tu avrai ordinato
- lui/lei/Lei avrà ordinato
- noi avremo ordinato
- voi/Voi avrete ordinato
- loro/Loro avranno ordinato
Conditionalis I
- ik zou bestellen
- jij zou bestellen
- hij/zij/het zou bestellen
- wij zouden bestellen
- jullie zouden bestellen
- zij zouden bestellen
Condizionale presente
- io ordinerei
- tu ordineresti
- lui/lei/Lei ordinerebbe
- noi ordineremmo
- voi/Voi ordinereste
- loro/Loro ordinerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben besteld
- jij zou hebben besteld
- hij/zij/het zou hebben besteld
- wij zouden hebben besteld
- jullie zouden hebben besteld
- zij zouden hebben besteld
Condizionale passato
- io avrei ordinato
- tu avresti ordinato
- lui/lei/Lei avrebbe ordinato
- noi avremmo ordinato
- voi/Voi avreste ordinato
- loro/Loro avrebbero ordinato
Imperatief
- jij bestel
- jullie bestelt
Imperativo
- tu ordina
- voi/Voi ordinate