Vervoeging van betalen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik betaal
- jij betaalt
- hij/zij/het betaalt
- wij betalen
- jullie betalen
- zij betalen
Presente
- io pago
- tu paghi
- lui/lei/Lei paga
- noi paghiamo
- voi/Voi pagate
- loro/Loro pagano
Onvoltooid verleden tijd
- ik betaalde
- jij betaalde
- hij/zij/het betaalde
- wij betaalden
- jullie betaalden
- zij betaalden
Imperfetto
- io pagavo
- tu pagavi
- lui/lei/Lei pagava
- noi pagavamo
- voi/Voi pagavate
- loro/Loro pagavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb betaald
- jij hebt betaald
- hij/zij/het heeft betaald
- wij hebben betaald
- jullie hebben betaald
- zij hebben betaald
Passato prossimo
- io ho pagato
- tu hai pagato
- lui/lei/Lei ha pagato
- noi abbiamo pagato
- voi/Voi avete pagato
- loro/Loro hanno pagato
Voltooid verleden tijd
- ik had betaald
- jij had betaald
- hij/zij/het had betaald
- wij hadden betaald
- jullie hadden betaald
- zij hadden betaald
Trapassato prossimo
- io avevo pagato
- tu avevi pagato
- lui/lei/Lei aveva pagato
- noi avevamo pagato
- voi/Voi avevate pagato
- loro/Loro avevano pagato
Toekomende tijd I
- ik zal betalen
- jij zult betalen
- hij/zij/het zal betalen
- wij zullen betalen
- jullie zullen betalen
- zij zullen betalen
Futuro semplice
- io pagherò
- tu pagherai
- lui/lei/Lei pagherà
- noi pagheremo
- voi/Voi pagherete
- loro/Loro pagheranno
Toekomende tijd II
- ik zal betaald hebben
- jij zult betaald hebben
- hij/zij/het zal betaald hebben
- wij zullen betaald hebben
- jullie zullen betaald hebben
- zij zullen betaald hebben
Futuro anteriore
- io avrò pagato
- tu avrai pagato
- lui/lei/Lei avrà pagato
- noi avremo pagato
- voi/Voi avrete pagato
- loro/Loro avranno pagato
Conditionalis I
- ik zou betalen
- jij zou betalen
- hij/zij/het zou betalen
- wij zouden betalen
- jullie zouden betalen
- zij zouden betalen
Condizionale presente
- io pagherei
- tu pagheresti
- lui/lei/Lei pagherebbe
- noi pagheremmo
- voi/Voi paghereste
- loro/Loro pagherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben betaald
- jij zou hebben betaald
- hij/zij/het zou hebben betaald
- wij zouden hebben betaald
- jullie zouden hebben betaald
- zij zouden hebben betaald
Condizionale passato
- io avrei pagato
- tu avresti pagato
- lui/lei/Lei avrebbe pagato
- noi avremmo pagato
- voi/Voi avreste pagato
- loro/Loro avrebbero pagato
Imperatief
- jij betaal
- jullie betaalt
Imperativo
- tu paga
- voi/Voi pagate