Vervoeging van bevestigen
Onbepaalde wijs (infinitief): bevestigen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bevestig
- jij bevestigt
- hij/zij/het bevestigt
- wij bevestigen
- jullie bevestigen
- zij bevestigen
Presente
- io fisso
- tu fissi
- lui/lei/Lei fissa
- noi fissiamo
- voi/Voi fissate
- loro/Loro fissano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bevestigde
- jij bevestigde
- hij/zij/het bevestigde
- wij bevestigden
- jullie bevestigden
- zij bevestigden
Imperfetto
- io fissavo
- tu fissavi
- lui/lei/Lei fissava
- noi fissavamo
- voi/Voi fissavate
- loro/Loro fissavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bevestigd
- jij hebt bevestigd
- hij/zij/het heeft bevestigd
- wij hebben bevestigd
- jullie hebben bevestigd
- zij hebben bevestigd
Passato prossimo
- io ho fissato
- tu hai fissato
- lui/lei/Lei ha fissato
- noi abbiamo fissato
- voi/Voi avete fissato
- loro/Loro hanno fissato
Voltooid verleden tijd
- ik had bevestigd
- jij had bevestigd
- hij/zij/het had bevestigd
- wij hadden bevestigd
- jullie hadden bevestigd
- zij hadden bevestigd
Trapassato prossimo
- io avevo fissato
- tu avevi fissato
- lui/lei/Lei aveva fissato
- noi avevamo fissato
- voi/Voi avevate fissato
- loro/Loro avevano fissato
Toekomende tijd I
- ik zal bevestigen
- jij zult bevestigen
- hij/zij/het zal bevestigen
- wij zullen bevestigen
- jullie zullen bevestigen
- zij zullen bevestigen
Futuro semplice
- io fisserò
- tu fisserai
- lui/lei/Lei fisserà
- noi fisseremo
- voi/Voi fisserete
- loro/Loro fisseranno
Toekomende tijd II
- ik zal bevestigd hebben
- jij zult bevestigd hebben
- hij/zij/het zal bevestigd hebben
- wij zullen bevestigd hebben
- jullie zullen bevestigd hebben
- zij zullen bevestigd hebben
Futuro anteriore
- io avrò fissato
- tu avrai fissato
- lui/lei/Lei avrà fissato
- noi avremo fissato
- voi/Voi avrete fissato
- loro/Loro avranno fissato
Conditionalis I
- ik zou bevestigen
- jij zou bevestigen
- hij/zij/het zou bevestigen
- wij zouden bevestigen
- jullie zouden bevestigen
- zij zouden bevestigen
Condizionale presente
- io fisserei
- tu fisseresti
- lui/lei/Lei fisserebbe
- noi fisseremmo
- voi/Voi fissereste
- loro/Loro fisserebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben bevestigd
- jij zou hebben bevestigd
- hij/zij/het zou hebben bevestigd
- wij zouden hebben bevestigd
- jullie zouden hebben bevestigd
- zij zouden hebben bevestigd
Condizionale passato
- io avrei fissato
- tu avresti fissato
- lui/lei/Lei avrebbe fissato
- noi avremmo fissato
- voi/Voi avreste fissato
- loro/Loro avrebbero fissato
Imperatief
- jij bevestig
- jullie bevestigt
Imperativo
- tu fissa
- voi/Voi fissate