Vervoeging van bezetten
Onbepaalde wijs (infinitief): bezetten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bezet
- jij bezet
- hij/zij/het bezet
- wij bezetten
- jullie bezetten
- zij bezetten
Presente
- io occupo
- tu occupi
- lui/lei/Lei occupa
- noi occupiamo
- voi/Voi occupate
- loro/Loro occupano
Onvoltooid verleden tijd
- ik bezette
- jij bezette
- hij/zij/het bezette
- wij bezetten
- jullie bezetten
- zij bezetten
Imperfetto
- io occupavo
- tu occupavi
- lui/lei/Lei occupava
- noi occupavamo
- voi/Voi occupavate
- loro/Loro occupavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bezet
- jij hebt bezet
- hij/zij/het heeft bezet
- wij hebben bezet
- jullie hebben bezet
- zij hebben bezet
Passato prossimo
- io ho occupato
- tu hai occupato
- lui/lei/Lei ha occupato
- noi abbiamo occupato
- voi/Voi avete occupato
- loro/Loro hanno occupato
Voltooid verleden tijd
- ik had bezet
- jij had bezet
- hij/zij/het had bezet
- wij hadden bezet
- jullie hadden bezet
- zij hadden bezet
Trapassato prossimo
- io avevo occupato
- tu avevi occupato
- lui/lei/Lei aveva occupato
- noi avevamo occupato
- voi/Voi avevate occupato
- loro/Loro avevano occupato
Toekomende tijd I
- ik zal bezetten
- jij zult bezetten
- hij/zij/het zal bezetten
- wij zullen bezetten
- jullie zullen bezetten
- zij zullen bezetten
Futuro semplice
- io occuperò
- tu occuperai
- lui/lei/Lei occuperà
- noi occuperemo
- voi/Voi occuperete
- loro/Loro occuperanno
Toekomende tijd II
- ik zal bezet hebben
- jij zult bezet hebben
- hij/zij/het zal bezet hebben
- wij zullen bezet hebben
- jullie zullen bezet hebben
- zij zullen bezet hebben
Futuro anteriore
- io avrò occupato
- tu avrai occupato
- lui/lei/Lei avrà occupato
- noi avremo occupato
- voi/Voi avrete occupato
- loro/Loro avranno occupato
Conditionalis I
- ik zou bezetten
- jij zou bezetten
- hij/zij/het zou bezetten
- wij zouden bezetten
- jullie zouden bezetten
- zij zouden bezetten
Condizionale presente
- io occuperei
- tu occuperesti
- lui/lei/Lei occuperebbe
- noi occuperemmo
- voi/Voi occupereste
- loro/Loro occuperebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben bezet
- jij zou hebben bezet
- hij/zij/het zou hebben bezet
- wij zouden hebben bezet
- jullie zouden hebben bezet
- zij zouden hebben bezet
Condizionale passato
- io avrei occupato
- tu avresti occupato
- lui/lei/Lei avrebbe occupato
- noi avremmo occupato
- voi/Voi avreste occupato
- loro/Loro avrebbero occupato
Imperatief
- jij bezet
- jullie bezet
Imperativo
- tu occupa
- voi/Voi occupate