Vervoeging van demonetiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): demonetiseren

Vertaling: demonetizzare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik demonetiseer
  • jij demonetiseert
  • hij/zij/het demonetiseert
  • wij demonetiseren
  • jullie demonetiseren
  • zij demonetiseren

Presente

  • io demonetizzo
  • tu demonetizzi
  • lui/lei/Lei demonetizza
  • noi demonetizziamo
  • voi/Voi demonetizzate
  • loro/Loro demonetizzano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik demonetiseerde
  • jij demonetiseerde
  • hij/zij/het demonetiseerde
  • wij demonetiseerden
  • jullie demonetiseerden
  • zij demonetiseerden

Imperfetto

  • io demonetizzavo
  • tu demonetizzavi
  • lui/lei/Lei demonetizzava
  • noi demonetizzavamo
  • voi/Voi demonetizzavate
  • loro/Loro demonetizzavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedemonetiseerd
  • jij hebt gedemonetiseerd
  • hij/zij/het heeft gedemonetiseerd
  • wij hebben gedemonetiseerd
  • jullie hebben gedemonetiseerd
  • zij hebben gedemonetiseerd

Passato prossimo

  • io ho demonetizzato
  • tu hai demonetizzato
  • lui/lei/Lei ha demonetizzato
  • noi abbiamo demonetizzato
  • voi/Voi avete demonetizzato
  • loro/Loro hanno demonetizzato

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedemonetiseerd
  • jij had gedemonetiseerd
  • hij/zij/het had gedemonetiseerd
  • wij hadden gedemonetiseerd
  • jullie hadden gedemonetiseerd
  • zij hadden gedemonetiseerd

Trapassato prossimo

  • io avevo demonetizzato
  • tu avevi demonetizzato
  • lui/lei/Lei aveva demonetizzato
  • noi avevamo demonetizzato
  • voi/Voi avevate demonetizzato
  • loro/Loro avevano demonetizzato

Toekomende tijd I

  • ik zal demonetiseren
  • jij zult demonetiseren
  • hij/zij/het zal demonetiseren
  • wij zullen demonetiseren
  • jullie zullen demonetiseren
  • zij zullen demonetiseren

Futuro semplice

  • io demonetizzerò
  • tu demonetizzerai
  • lui/lei/Lei demonetizzerà
  • noi demonetizzeremo
  • voi/Voi demonetizzerete
  • loro/Loro demonetizzeranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gedemonetiseerd hebben
  • jij zult gedemonetiseerd hebben
  • hij/zij/het zal gedemonetiseerd hebben
  • wij zullen gedemonetiseerd hebben
  • jullie zullen gedemonetiseerd hebben
  • zij zullen gedemonetiseerd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò demonetizzato
  • tu avrai demonetizzato
  • lui/lei/Lei avrà demonetizzato
  • noi avremo demonetizzato
  • voi/Voi avrete demonetizzato
  • loro/Loro avranno demonetizzato

Conditionalis I

  • ik zou demonetiseren
  • jij zou demonetiseren
  • hij/zij/het zou demonetiseren
  • wij zouden demonetiseren
  • jullie zouden demonetiseren
  • zij zouden demonetiseren

Condizionale presente

  • io demonetizzerei
  • tu demonetizzeresti
  • lui/lei/Lei demonetizzerebbe
  • noi demonetizzeremmo
  • voi/Voi demonetizzereste
  • loro/Loro demonetizzerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedemonetiseerd
  • jij zou hebben gedemonetiseerd
  • hij/zij/het zou hebben gedemonetiseerd
  • wij zouden hebben gedemonetiseerd
  • jullie zouden hebben gedemonetiseerd
  • zij zouden hebben gedemonetiseerd

Condizionale passato

  • io avrei demonetizzato
  • tu avresti demonetizzato
  • lui/lei/Lei avrebbe demonetizzato
  • noi avremmo demonetizzato
  • voi/Voi avreste demonetizzato
  • loro/Loro avrebbero demonetizzato

Imperatief

  • jij demonetiseer
  • jullie demonetiseert

Imperativo

  • tu demonetizza
  • voi/Voi demonetizzate