Vervoeging van emigreren
Onbepaalde wijs (infinitief): emigreren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik emigreer
- jij emigreert
- hij/zij/het emigreert
- wij emigreren
- jullie emigreren
- zij emigreren
Onvoltooid verleden tijd
- ik emigreerde
- jij emigreerde
- hij/zij/het emigreerde
- wij emigreerden
- jullie emigreerden
- zij emigreerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben geëmigreerd
- jij bent geëmigreerd
- hij/zij/het is geëmigreerd
- wij zijn geëmigreerd
- jullie zijn geëmigreerd
- zij zijn geëmigreerd
Voltooid verleden tijd
- ik was geëmigreerd
- jij was geëmigreerd
- hij/zij/het was geëmigreerd
- wij waren geëmigreerd
- jullie waren geëmigreerd
- zij waren geëmigreerd
Toekomende tijd I
- ik zal emigreren
- jij zult emigreren
- hij/zij/het zal emigreren
- wij zullen emigreren
- jullie zullen emigreren
- zij zullen emigreren
Toekomende tijd II
- ik zal geëmigreerd zijn
- jij zult geëmigreerd zijn
- hij/zij/het zal geëmigreerd zijn
- wij zullen geëmigreerd zijn
- jullie zullen geëmigreerd zijn
- zij zullen geëmigreerd zijn
Conditionalis I
- ik zou emigreren
- jij zou emigreren
- hij/zij/het zou emigreren
- wij zouden emigreren
- jullie zouden emigreren
- zij zouden emigreren
Conditionalis II
- ik zou zijn geëmigreerd
- jij zou zijn geëmigreerd
- hij/zij/het zou zijn geëmigreerd
- wij zouden zijn geëmigreerd
- jullie zouden zijn geëmigreerd
- zij zouden zijn geëmigreerd
Imperatief
- jij emigreer
- jullie emigreert