Vervoeging van erven
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik erf
- jij erft
- hij/zij/het erft
- wij erven
- jullie erven
- zij erven
Presente
- io eredito
- tu erediti
- lui/lei/Lei eredita
- noi ereditiamo
- voi/Voi ereditate
- loro/Loro ereditano
Onvoltooid verleden tijd
- ik erfde
- jij erfde
- hij/zij/het erfde
- wij erfden
- jullie erfden
- zij erfden
Imperfetto
- io ereditavo
- tu ereditavi
- lui/lei/Lei ereditava
- noi ereditavamo
- voi/Voi ereditavate
- loro/Loro ereditavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geërfd
- jij hebt geërfd
- hij/zij/het heeft geërfd
- wij hebben geërfd
- jullie hebben geërfd
- zij hebben geërfd
Passato prossimo
- io ho ereditato
- tu hai ereditato
- lui/lei/Lei ha ereditato
- noi abbiamo ereditato
- voi/Voi avete ereditato
- loro/Loro hanno ereditato
Voltooid verleden tijd
- ik had geërfd
- jij had geërfd
- hij/zij/het had geërfd
- wij hadden geërfd
- jullie hadden geërfd
- zij hadden geërfd
Trapassato prossimo
- io avevo ereditato
- tu avevi ereditato
- lui/lei/Lei aveva ereditato
- noi avevamo ereditato
- voi/Voi avevate ereditato
- loro/Loro avevano ereditato
Toekomende tijd I
- ik zal erven
- jij zult erven
- hij/zij/het zal erven
- wij zullen erven
- jullie zullen erven
- zij zullen erven
Futuro semplice
- io erediterò
- tu erediterai
- lui/lei/Lei erediterà
- noi erediteremo
- voi/Voi erediterete
- loro/Loro erediteranno
Toekomende tijd II
- ik zal geërfd hebben
- jij zult geërfd hebben
- hij/zij/het zal geërfd hebben
- wij zullen geërfd hebben
- jullie zullen geërfd hebben
- zij zullen geërfd hebben
Futuro anteriore
- io avrò ereditato
- tu avrai ereditato
- lui/lei/Lei avrà ereditato
- noi avremo ereditato
- voi/Voi avrete ereditato
- loro/Loro avranno ereditato
Conditionalis I
- ik zou erven
- jij zou erven
- hij/zij/het zou erven
- wij zouden erven
- jullie zouden erven
- zij zouden erven
Condizionale presente
- io erediterei
- tu erediteresti
- lui/lei/Lei erediterebbe
- noi erediteremmo
- voi/Voi ereditereste
- loro/Loro erediterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geërfd
- jij zou hebben geërfd
- hij/zij/het zou hebben geërfd
- wij zouden hebben geërfd
- jullie zouden hebben geërfd
- zij zouden hebben geërfd
Condizionale passato
- io avrei ereditato
- tu avresti ereditato
- lui/lei/Lei avrebbe ereditato
- noi avremmo ereditato
- voi/Voi avreste ereditato
- loro/Loro avrebbero ereditato
Imperatief
- jij erf
- jullie erft
Imperativo
- tu eredita
- voi/Voi ereditate