Vervoeging van honen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hoon
- jij hoont
- hij/zij/het hoont
- wij honen
- jullie honen
- zij honen
Presente
- io beffo
- tu beffi
- lui/lei/Lei beffa
- noi beffiamo
- voi/Voi beffate
- loro/Loro beffano
Onvoltooid verleden tijd
- ik hoonde
- jij hoonde
- hij/zij/het hoonde
- wij hoonden
- jullie hoonden
- zij hoonden
Imperfetto
- io beffavo
- tu beffavi
- lui/lei/Lei beffava
- noi beffavamo
- voi/Voi beffavate
- loro/Loro beffavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehoond
- jij hebt gehoond
- hij/zij/het heeft gehoond
- wij hebben gehoond
- jullie hebben gehoond
- zij hebben gehoond
Passato prossimo
- io ho beffato
- tu hai beffato
- lui/lei/Lei ha beffato
- noi abbiamo beffato
- voi/Voi avete beffato
- loro/Loro hanno beffato
Voltooid verleden tijd
- ik had gehoond
- jij had gehoond
- hij/zij/het had gehoond
- wij hadden gehoond
- jullie hadden gehoond
- zij hadden gehoond
Trapassato prossimo
- io avevo beffato
- tu avevi beffato
- lui/lei/Lei aveva beffato
- noi avevamo beffato
- voi/Voi avevate beffato
- loro/Loro avevano beffato
Toekomende tijd I
- ik zal honen
- jij zult honen
- hij/zij/het zal honen
- wij zullen honen
- jullie zullen honen
- zij zullen honen
Futuro semplice
- io befferò
- tu befferai
- lui/lei/Lei befferà
- noi befferemo
- voi/Voi befferete
- loro/Loro befferanno
Toekomende tijd II
- ik zal gehoond hebben
- jij zult gehoond hebben
- hij/zij/het zal gehoond hebben
- wij zullen gehoond hebben
- jullie zullen gehoond hebben
- zij zullen gehoond hebben
Futuro anteriore
- io avrò beffato
- tu avrai beffato
- lui/lei/Lei avrà beffato
- noi avremo beffato
- voi/Voi avrete beffato
- loro/Loro avranno beffato
Conditionalis I
- ik zou honen
- jij zou honen
- hij/zij/het zou honen
- wij zouden honen
- jullie zouden honen
- zij zouden honen
Condizionale presente
- io befferei
- tu befferesti
- lui/lei/Lei befferebbe
- noi befferemmo
- voi/Voi beffereste
- loro/Loro befferebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gehoond
- jij zou hebben gehoond
- hij/zij/het zou hebben gehoond
- wij zouden hebben gehoond
- jullie zouden hebben gehoond
- zij zouden hebben gehoond
Condizionale passato
- io avrei beffato
- tu avresti beffato
- lui/lei/Lei avrebbe beffato
- noi avremmo beffato
- voi/Voi avreste beffato
- loro/Loro avrebbero beffato
Imperatief
- jij hoon
- jullie hoont
Imperativo
- tu beffa
- voi/Voi beffate