Vervoeging van huppen

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik hup
    • jij hupt
    • hij/zij/het hupt
    • wij huppen
    • jullie huppen
    • zij huppen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hupte
    • jij hupte
    • hij/zij/het hupte
    • wij hupten
    • jullie hupten
    • zij hupten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehupt
    • jij hebt gehupt
    • hij/zij/het heeft gehupt
    • wij hebben gehupt
    • jullie hebben gehupt
    • zij hebben gehupt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehupt
    • jij had gehupt
    • hij/zij/het had gehupt
    • wij hadden gehupt
    • jullie hadden gehupt
    • zij hadden gehupt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal huppen
    • jij zult huppen
    • hij/zij/het zal huppen
    • wij zullen huppen
    • jullie zullen huppen
    • zij zullen huppen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehupt hebben
    • jij zult gehupt hebben
    • hij/zij/het zal gehupt hebben
    • wij zullen gehupt hebben
    • jullie zullen gehupt hebben
    • zij zullen gehupt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou huppen
    • jij zou huppen
    • hij/zij/het zou huppen
    • wij zouden huppen
    • jullie zouden huppen
    • zij zouden huppen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehupt
    • jij zou hebben gehupt
    • hij/zij/het zou hebben gehupt
    • wij zouden hebben gehupt
    • jullie zouden hebben gehupt
    • zij zouden hebben gehupt
  • Imperatief

    • jij hup
    • jullie hupt