Vervoeging van illumineren

Onbepaalde wijs (infinitief): illumineren

Vertaling: illuminare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik illumineer
  • jij illumineert
  • hij/zij/het illumineert
  • wij illumineren
  • jullie illumineren
  • zij illumineren

Presente

  • io illumino
  • tu illumini
  • lui/lei/Lei illumina
  • noi illuminiamo
  • voi/Voi illuminate
  • loro/Loro illuminano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik illumineerde
  • jij illumineerde
  • hij/zij/het illumineerde
  • wij illumineerden
  • jullie illumineerden
  • zij illumineerden

Imperfetto

  • io illuminavo
  • tu illuminavi
  • lui/lei/Lei illuminava
  • noi illuminavamo
  • voi/Voi illuminavate
  • loro/Loro illuminavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïllumineerd
  • jij hebt geïllumineerd
  • hij/zij/het heeft geïllumineerd
  • wij hebben geïllumineerd
  • jullie hebben geïllumineerd
  • zij hebben geïllumineerd

Passato prossimo

  • io ho illuminato
  • tu hai illuminato
  • lui/lei/Lei ha illuminato
  • noi abbiamo illuminato
  • voi/Voi avete illuminato
  • loro/Loro hanno illuminato

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïllumineerd
  • jij had geïllumineerd
  • hij/zij/het had geïllumineerd
  • wij hadden geïllumineerd
  • jullie hadden geïllumineerd
  • zij hadden geïllumineerd

Trapassato prossimo

  • io avevo illuminato
  • tu avevi illuminato
  • lui/lei/Lei aveva illuminato
  • noi avevamo illuminato
  • voi/Voi avevate illuminato
  • loro/Loro avevano illuminato

Toekomende tijd I

  • ik zal illumineren
  • jij zult illumineren
  • hij/zij/het zal illumineren
  • wij zullen illumineren
  • jullie zullen illumineren
  • zij zullen illumineren

Futuro semplice

  • io illuminerò
  • tu illuminerai
  • lui/lei/Lei illuminerà
  • noi illumineremo
  • voi/Voi illuminerete
  • loro/Loro illumineranno

Toekomende tijd II

  • ik zal geïllumineerd hebben
  • jij zult geïllumineerd hebben
  • hij/zij/het zal geïllumineerd hebben
  • wij zullen geïllumineerd hebben
  • jullie zullen geïllumineerd hebben
  • zij zullen geïllumineerd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò illuminato
  • tu avrai illuminato
  • lui/lei/Lei avrà illuminato
  • noi avremo illuminato
  • voi/Voi avrete illuminato
  • loro/Loro avranno illuminato

Conditionalis I

  • ik zou illumineren
  • jij zou illumineren
  • hij/zij/het zou illumineren
  • wij zouden illumineren
  • jullie zouden illumineren
  • zij zouden illumineren

Condizionale presente

  • io illuminerei
  • tu illumineresti
  • lui/lei/Lei illuminerebbe
  • noi illumineremmo
  • voi/Voi illuminereste
  • loro/Loro illuminerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïllumineerd
  • jij zou hebben geïllumineerd
  • hij/zij/het zou hebben geïllumineerd
  • wij zouden hebben geïllumineerd
  • jullie zouden hebben geïllumineerd
  • zij zouden hebben geïllumineerd

Condizionale passato

  • io avrei illuminato
  • tu avresti illuminato
  • lui/lei/Lei avrebbe illuminato
  • noi avremmo illuminato
  • voi/Voi avreste illuminato
  • loro/Loro avrebbero illuminato

Imperatief

  • jij illumineer
  • jullie illumineert

Imperativo

  • tu illumina
  • voi/Voi illuminate