Vervoeging van inbakeren
Onbepaalde wijs (infinitief): inbakeren
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik baker in
- jij bakert in
- hij/zij/het bakert in
- wij bakeren in
- jullie bakeren in
- zij bakeren in
Onvoltooid verleden tijd
- ik bakerde in
- jij bakerde in
- hij/zij/het bakerde in
- wij bakerden in
- jullie bakerden in
- zij bakerden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingebakerd
- jij hebt ingebakerd
- hij/zij/het heeft ingebakerd
- wij hebben ingebakerd
- jullie hebben ingebakerd
- zij hebben ingebakerd
Voltooid verleden tijd
- ik had ingebakerd
- jij had ingebakerd
- hij/zij/het had ingebakerd
- wij hadden ingebakerd
- jullie hadden ingebakerd
- zij hadden ingebakerd
Toekomende tijd I
- ik zal inbakeren
- jij zult inbakeren
- hij/zij/het zal inbakeren
- wij zullen inbakeren
- jullie zullen inbakeren
- zij zullen inbakeren
Toekomende tijd II
- ik zal ingebakerd hebben
- jij zult ingebakerd hebben
- hij/zij/het zal ingebakerd hebben
- wij zullen ingebakerd hebben
- jullie zullen ingebakerd hebben
- zij zullen ingebakerd hebben
Conditionalis I
- ik zou inbakeren
- jij zou inbakeren
- hij/zij/het zou inbakeren
- wij zouden inbakeren
- jullie zouden inbakeren
- zij zouden inbakeren
Conditionalis II
- ik zou hebben ingebakerd
- jij zou hebben ingebakerd
- hij/zij/het zou hebben ingebakerd
- wij zouden hebben ingebakerd
- jullie zouden hebben ingebakerd
- zij zouden hebben ingebakerd
Imperatief
- jij baker in
- jullie bakert in