Vervoeging van ingaan
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga in
- jij gaat in
- hij/zij/het gaat in
- wij gaan in
- jullie gaan in
- zij gaan in
Presente
- io entro
- tu entri
- lui/lei/Lei entra
- noi entriamo
- voi/Voi entrate
- loro/Loro entrano
Onvoltooid verleden tijd
- ik ging in
- jij ging in
- hij/zij/het ging in
- wij gingen in
- jullie gingen in
- zij gingen in
Imperfetto
- io entravo
- tu entravi
- lui/lei/Lei entrava
- noi entravamo
- voi/Voi entravate
- loro/Loro entravano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben ingegaan
- jij bent ingegaan
- hij/zij/het is ingegaan
- wij zijn ingegaan
- jullie zijn ingegaan
- zij zijn ingegaan
Passato prossimo
- io sono entrato
- tu sei entrato
- lui/lei/Lei è entrato
- noi siamo entrati
- voi/Voi siete entrati
- loro/Loro sono entrati
Voltooid verleden tijd
- ik was ingegaan
- jij was ingegaan
- hij/zij/het was ingegaan
- wij waren ingegaan
- jullie waren ingegaan
- zij waren ingegaan
Trapassato prossimo
- io ero entrato
- tu eri entrato
- lui/lei/Lei era entrato
- noi eravamo entrati
- voi/Voi eravate entrati
- loro/Loro erano entrati
Toekomende tijd I
- ik zal ingaan
- jij zult ingaan
- hij/zij/het zal ingaan
- wij zullen ingaan
- jullie zullen ingaan
- zij zullen ingaan
Futuro semplice
- io entrerò
- tu entrerai
- lui/lei/Lei entrerà
- noi entreremo
- voi/Voi entrerete
- loro/Loro entreranno
Toekomende tijd II
- ik zal ingegaan zijn
- jij zult ingegaan zijn
- hij/zij/het zal ingegaan zijn
- wij zullen ingegaan zijn
- jullie zullen ingegaan zijn
- zij zullen ingegaan zijn
Futuro anteriore
- io sarò entrato
- tu sarai entrato
- lui/lei/Lei sarà entrato
- noi saremo entrati
- voi/Voi sarete entrati
- loro/Loro saranno entrati
Conditionalis I
- ik zou ingaan
- jij zou ingaan
- hij/zij/het zou ingaan
- wij zouden ingaan
- jullie zouden ingaan
- zij zouden ingaan
Condizionale presente
- io entrerei
- tu entreresti
- lui/lei/Lei entrerebbe
- noi entreremmo
- voi/Voi entrereste
- loro/Loro entrerebbero
Conditionalis II
- ik zou zijn ingegaan
- jij zou zijn ingegaan
- hij/zij/het zou zijn ingegaan
- wij zouden zijn ingegaan
- jullie zouden zijn ingegaan
- zij zouden zijn ingegaan
Condizionale passato
- io sarei entrato
- tu saresti entrato
- lui/lei/Lei sarebbe entrato
- noi saremmo entrati
- voi/Voi sareste entrati
- loro/Loro sarebbero entrati
Imperatief
- jij ga in
- jullie gaat in
Imperativo
- tu entra
- voi/Voi entrate