Vervoeging van inkleden

Vertaling: formulare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kleed in
  • jij kleedt in
  • hij/zij/het kleedt in
  • wij kleden in
  • jullie kleden in
  • zij kleden in

Presente

  • io formulo
  • tu formuli
  • lui/lei/Lei formula
  • noi formuliamo
  • voi/Voi formulate
  • loro/Loro formulano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kleedde in
  • jij kleedde in
  • hij/zij/het kleedde in
  • wij kleedden in
  • jullie kleedden in
  • zij kleedden in

Imperfetto

  • io formulavo
  • tu formulavi
  • lui/lei/Lei formulava
  • noi formulavamo
  • voi/Voi formulavate
  • loro/Loro formulavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingekleed
  • jij hebt ingekleed
  • hij/zij/het heeft ingekleed
  • wij hebben ingekleed
  • jullie hebben ingekleed
  • zij hebben ingekleed

Passato prossimo

  • io ho formulato
  • tu hai formulato
  • lui/lei/Lei ha formulato
  • noi abbiamo formulato
  • voi/Voi avete formulato
  • loro/Loro hanno formulato

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingekleed
  • jij had ingekleed
  • hij/zij/het had ingekleed
  • wij hadden ingekleed
  • jullie hadden ingekleed
  • zij hadden ingekleed

Trapassato prossimo

  • io avevo formulato
  • tu avevi formulato
  • lui/lei/Lei aveva formulato
  • noi avevamo formulato
  • voi/Voi avevate formulato
  • loro/Loro avevano formulato

Toekomende tijd I

  • ik zal inkleden
  • jij zult inkleden
  • hij/zij/het zal inkleden
  • wij zullen inkleden
  • jullie zullen inkleden
  • zij zullen inkleden

Futuro semplice

  • io formulerò
  • tu formulerai
  • lui/lei/Lei formulerà
  • noi formuleremo
  • voi/Voi formulerete
  • loro/Loro formuleranno

Toekomende tijd II

  • ik zal ingekleed hebben
  • jij zult ingekleed hebben
  • hij/zij/het zal ingekleed hebben
  • wij zullen ingekleed hebben
  • jullie zullen ingekleed hebben
  • zij zullen ingekleed hebben

Futuro anteriore

  • io avrò formulato
  • tu avrai formulato
  • lui/lei/Lei avrà formulato
  • noi avremo formulato
  • voi/Voi avrete formulato
  • loro/Loro avranno formulato

Conditionalis I

  • ik zou inkleden
  • jij zou inkleden
  • hij/zij/het zou inkleden
  • wij zouden inkleden
  • jullie zouden inkleden
  • zij zouden inkleden

Condizionale presente

  • io formulerei
  • tu formuleresti
  • lui/lei/Lei formulerebbe
  • noi formuleremmo
  • voi/Voi formulereste
  • loro/Loro formulerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingekleed
  • jij zou hebben ingekleed
  • hij/zij/het zou hebben ingekleed
  • wij zouden hebben ingekleed
  • jullie zouden hebben ingekleed
  • zij zouden hebben ingekleed

Condizionale passato

  • io avrei formulato
  • tu avresti formulato
  • lui/lei/Lei avrebbe formulato
  • noi avremmo formulato
  • voi/Voi avreste formulato
  • loro/Loro avrebbero formulato

Imperatief

  • jij kleed in
  • jullie kleedt in

Imperativo

  • tu formula
  • voi/Voi formulate