Vervoeging van inkorten
Onbepaalde wijs (infinitief): inkorten
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kort in
- jij kort in
- hij/zij/het kort in
- wij korten in
- jullie korten in
- zij korten in
Onvoltooid verleden tijd
- ik kortte in
- jij kortte in
- hij/zij/het kortte in
- wij kortten in
- jullie kortten in
- zij kortten in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingekort
- jij hebt ingekort
- hij/zij/het heeft ingekort
- wij hebben ingekort
- jullie hebben ingekort
- zij hebben ingekort
Voltooid verleden tijd
- ik had ingekort
- jij had ingekort
- hij/zij/het had ingekort
- wij hadden ingekort
- jullie hadden ingekort
- zij hadden ingekort
Toekomende tijd I
- ik zal inkorten
- jij zult inkorten
- hij/zij/het zal inkorten
- wij zullen inkorten
- jullie zullen inkorten
- zij zullen inkorten
Toekomende tijd II
- ik zal ingekort hebben
- jij zult ingekort hebben
- hij/zij/het zal ingekort hebben
- wij zullen ingekort hebben
- jullie zullen ingekort hebben
- zij zullen ingekort hebben
Conditionalis I
- ik zou inkorten
- jij zou inkorten
- hij/zij/het zou inkorten
- wij zouden inkorten
- jullie zouden inkorten
- zij zouden inkorten
Conditionalis II
- ik zou hebben ingekort
- jij zou hebben ingekort
- hij/zij/het zou hebben ingekort
- wij zouden hebben ingekort
- jullie zouden hebben ingekort
- zij zouden hebben ingekort
Imperatief
- jij kort in
- jullie kort in