Vervoeging van kosten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kost
- zij kosten
Presente
- lui/lei/Lei costa
- loro/Loro costano
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kostte
- zij kostten
Imperfetto
- lui/lei/Lei costava
- loro/Loro costavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gekost
- zij hebben gekost
Passato prossimo
- lui/lei/Lei è costato
- loro/Loro sono costati
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gekost
- zij hadden gekost
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei era costato
- loro/Loro erano costati
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal kosten
- zij zult kosten
Futuro semplice
- lui/lei/Lei costerà
- loro/Loro costeranno
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gekost hebben
- zij zult gekost hebben
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei sarà costato
- loro/Loro saranno costati
Conditionalis I
- hij/zij/het zal kosten
- zij zullen kosten
Condizionale presente
- lui/lei/Lei costerebbe
- loro/Loro costerebbero
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gekost
- zij zullen hebben gekost
Condizionale passato
- lui/lei/Lei sarebbe costato
- loro/Loro sarebbero costati