Vervoeging van lenigen

Vertaling: ammorbidire

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lenig
  • jij lenigt
  • hij/zij/het lenigt
  • wij lenigen
  • jullie lenigen
  • zij lenigen

Presente

  • io ammorbidisco
  • tu ammorbidisci
  • lui/lei/Lei ammorbidisce
  • noi ammorbidiamo
  • voi/Voi ammorbidite
  • loro/Loro ammorbidiscono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lenigde
  • jij lenigde
  • hij/zij/het lenigde
  • wij lenigden
  • jullie lenigden
  • zij lenigden

Imperfetto

  • io ammorbidivo
  • tu ammorbidivi
  • lui/lei/Lei ammorbidiva
  • noi ammorbidivamo
  • voi/Voi ammorbidivate
  • loro/Loro ammorbidivano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelenigd
  • jij hebt gelenigd
  • hij/zij/het heeft gelenigd
  • wij hebben gelenigd
  • jullie hebben gelenigd
  • zij hebben gelenigd

Passato prossimo

  • io ho ammorbidito
  • tu hai ammorbidito
  • lui/lei/Lei ha ammorbidito
  • noi abbiamo ammorbidito
  • voi/Voi avete ammorbidito
  • loro/Loro hanno ammorbidito

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelenigd
  • jij had gelenigd
  • hij/zij/het had gelenigd
  • wij hadden gelenigd
  • jullie hadden gelenigd
  • zij hadden gelenigd

Trapassato prossimo

  • io avevo ammorbidito
  • tu avevi ammorbidito
  • lui/lei/Lei aveva ammorbidito
  • noi avevamo ammorbidito
  • voi/Voi avevate ammorbidito
  • loro/Loro avevano ammorbidito

Toekomende tijd I

  • ik zal lenigen
  • jij zult lenigen
  • hij/zij/het zal lenigen
  • wij zullen lenigen
  • jullie zullen lenigen
  • zij zullen lenigen

Futuro semplice

  • io ammorbidirò
  • tu ammorbidirai
  • lui/lei/Lei ammorbidirà
  • noi ammorbidiremo
  • voi/Voi ammorbidirete
  • loro/Loro ammorbidiranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gelenigd hebben
  • jij zult gelenigd hebben
  • hij/zij/het zal gelenigd hebben
  • wij zullen gelenigd hebben
  • jullie zullen gelenigd hebben
  • zij zullen gelenigd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò ammorbidito
  • tu avrai ammorbidito
  • lui/lei/Lei avrà ammorbidito
  • noi avremo ammorbidito
  • voi/Voi avrete ammorbidito
  • loro/Loro avranno ammorbidito

Conditionalis I

  • ik zou lenigen
  • jij zou lenigen
  • hij/zij/het zou lenigen
  • wij zouden lenigen
  • jullie zouden lenigen
  • zij zouden lenigen

Condizionale presente

  • io ammorbidirei
  • tu ammorbidiresti
  • lui/lei/Lei ammorbidirebbe
  • noi ammorbidiremmo
  • voi/Voi ammorbidireste
  • loro/Loro ammorbidirebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelenigd
  • jij zou hebben gelenigd
  • hij/zij/het zou hebben gelenigd
  • wij zouden hebben gelenigd
  • jullie zouden hebben gelenigd
  • zij zouden hebben gelenigd

Condizionale passato

  • io avrei ammorbidito
  • tu avresti ammorbidito
  • lui/lei/Lei avrebbe ammorbidito
  • noi avremmo ammorbidito
  • voi/Voi avreste ammorbidito
  • loro/Loro avrebbero ammorbidito

Imperatief

  • jij lenig
  • jullie lenigt

Imperativo

  • tu ammorbidisci
  • voi/Voi ammorbidite

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van lenigen