Vervoeging van liefhebben

Onbepaalde wijs (infinitief): liefhebben

Vertaling: amare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb lief
  • jij hebt lief
  • hij/zij/het heeft lief
  • wij hebben lief
  • jullie hebben lief
  • zij hebben lief

Presente

  • io amo
  • tu ami
  • lui/lei/Lei ama
  • noi amiamo
  • voi/Voi amate
  • loro/Loro amano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik had lief
  • jij had lief
  • hij/zij/het had lief
  • wij hadden lief
  • jullie hadden lief
  • zij hadden lief

Imperfetto

  • io amavo
  • tu amavi
  • lui/lei/Lei amava
  • noi amavamo
  • voi/Voi amavate
  • loro/Loro amavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb liefgehad
  • jij hebt liefgehad
  • hij/zij/het heeft liefgehad
  • wij hebben liefgehad
  • jullie hebben liefgehad
  • zij hebben liefgehad

Passato prossimo

  • io ho amato
  • tu hai amato
  • lui/lei/Lei ha amato
  • noi abbiamo amato
  • voi/Voi avete amato
  • loro/Loro hanno amato

Voltooid verleden tijd

  • ik had liefgehad
  • jij had liefgehad
  • hij/zij/het had liefgehad
  • wij hadden liefgehad
  • jullie hadden liefgehad
  • zij hadden liefgehad

Trapassato prossimo

  • io avevo amato
  • tu avevi amato
  • lui/lei/Lei aveva amato
  • noi avevamo amato
  • voi/Voi avevate amato
  • loro/Loro avevano amato

Toekomende tijd I

  • ik zal liefhebben
  • jij zult liefhebben
  • hij/zij/het zal liefhebben
  • wij zullen liefhebben
  • jullie zullen liefhebben
  • zij zullen liefhebben

Futuro semplice

  • io amerò
  • tu amerai
  • lui/lei/Lei amerà
  • noi ameremo
  • voi/Voi amerete
  • loro/Loro ameranno

Toekomende tijd II

  • ik zal liefgehad hebben
  • jij zult liefgehad hebben
  • hij/zij/het zal liefgehad hebben
  • wij zullen liefgehad hebben
  • jullie zullen liefgehad hebben
  • zij zullen liefgehad hebben

Futuro anteriore

  • io avrò amato
  • tu avrai amato
  • lui/lei/Lei avrà amato
  • noi avremo amato
  • voi/Voi avrete amato
  • loro/Loro avranno amato

Conditionalis I

  • ik zou liefhebben
  • jij zou liefhebben
  • hij/zij/het zou liefhebben
  • wij zouden liefhebben
  • jullie zouden liefhebben
  • zij zouden liefhebben

Condizionale presente

  • io amerei
  • tu ameresti
  • lui/lei/Lei amerebbe
  • noi ameremmo
  • voi/Voi amereste
  • loro/Loro amerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben liefgehad
  • jij zou hebben liefgehad
  • hij/zij/het zou hebben liefgehad
  • wij zouden hebben liefgehad
  • jullie zouden hebben liefgehad
  • zij zouden hebben liefgehad

Condizionale passato

  • io avrei amato
  • tu avresti amato
  • lui/lei/Lei avrebbe amato
  • noi avremmo amato
  • voi/Voi avreste amato
  • loro/Loro avrebbero amato

Imperatief

  • jij heb lief
  • jullie hebt lief

Imperativo

  • tu ama
  • voi/Voi amate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van liefhebben